Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3645/GA, 05 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         19/3645/GA

betreft:            [klager]            datum: 5 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Landsman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 maart 2019 van de beklagcommissie bij het Justitieel Complex Zaanstad, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. Landsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de tegemoetkoming De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 20,= toegekend vanwege de - aldus begrijpt de beroepscommissie - gedeeltelijke gegrondverklaring van klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel en een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met observatie door middel van cameratoezicht voor de duur van drie dagen wegens een vermoeden van het slikken van contrabande (ZS-JG-2018-874), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het beroep richt zich tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. De directeur heeft eerst ter zitting van de beklagcommissie naar voren gebracht dat ook het eerdere gedrag van klager heeft meegewogen bij de beslissing om klager zijn baantje als reiniger te ontnemen. Klager kon niet bij deze zitting aanwezig zijn doordat hij in een kliniek verbleef. Klager betwist echter dit standpunt van de directeur en stelt dat er geen sprake is geweest van ander negatief gedrag. Klager stelt zich op het standpunt dat indien ander gedrag heeft meegewogen aan het ontnemen van zijn baantje dit onderbouwd had moeten worden met andere rapportages en/of waarschuwingen of anderszins. Het enkel stellen kan slechts bezwaarlijk voldoende zijn. Klager stelt ten onrechte te zijn uitgesloten van het verrichten van zijn baantje als reiniger en wenst als compensatie alsnog het gederfde loon toegekend te krijgen. Voorts acht klager de toegekende vergoeding van € 20,= ondermaats en herhaalt zijn compensatievoorstel als geformuleerd in het bezwaarschrift d.d. 16 maart 2019. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Hoewel de directeur het inhoudelijk niet eens is met de gegrondverklaring, kan hij zich wel vinden in de hoogte van de tegemoetkoming nu deze conform de richtlijnen van de RSJ is.

3.         De beoordeling
Klager stelt dat hij als gevolg van de opgelegde disciplinaire straf zijn baantje als reiniger is kwijtgeraakt en wil derhalve gecompenseerd worden voor het misgelopen arbeidsloon. Tevens acht klager de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming te laag nu klager van mening is dat hij niet voor twee dagen maar voor alle vijf de dagen die hij in een strafcel heeft moeten doorbrengen gecompenseerd zou moeten worden. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor door klager ten onrechte ondervonden ongemak. In klagers geval bestaat het ten onrechte ondervonden ongemak uit de twee dagen die hij langer dan de drie dagen in afzondering, die hij op grond van de ordemaatregel opgelegd heeft gekregen, in een strafcel heeft moeten doorbrengen. Daarvoor is door de beklagcommissie aan klager een vergoeding van € 10,= per dag is toegekend, hetgeen past bij de gangbare jurisprudentie van de RSJ. De beroepscommissie is overigens van oordeel dat niet is gebleken dat klager enkel en alleen door de opgelegde disciplinaire straf zijn baantje als reiniger is verloren en ziet daarom geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming daarvoor. De beroepscommissie kan zich dan ook verenigen met de toegekende tegemoetkoming en verklaart het beroep ongegrond.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 5 december 2019.       

 

 

            secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven