Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3453/GA, 04 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/3453/GA

betreft:            [klager]            datum: 4 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 15 april 2019 van de beklagcommissie bij het Justitieel Complex Zaanstad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aantreffen van een smartphone, twee oplaadkabels, twee USB-sticks en een micro SD-kaart op de meerpersoonscel (mpc) van klager (ZS-JG-2019-031). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf met een tegemoetkoming van € 25,= en voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van mening dat hij geen schuld heeft gelet op het feit dat zijn celgenoot eerlijk zijn verhaal heeft gedaan. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft terecht overwogen dat, gelet op de vindplaats van de telefoon, het niet aannemelijk is geworden dat klager geen wetenschap had van de aanwezigheid daarvan. Uit vaste jurisprudentie volg dat beide gedetineerden verantwoordelijk zijn voor de aanwezige contrabande op hun cel, tenzij één van de twee geen weet had of kon hebben. Nu klager in beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aanvoert waaruit blijkt dat hij geen weet had van de telefoon, wordt verzocht het beroep van klager ongegrond te verklaren.

3.         De beoordeling
Indien een klacht gegrond wordt verklaard, staat daar in beginsel geen beroep tegen open. Dit is echter anders indien het beklag deels gegrond is verklaard en de gedetineerde alsnog om een inhoudelijke beslissing vraagt. Een dergelijk geval doet zich hier voor, nu klager vraagt om een inhoudelijk oordeel omtrent de oplegging van de disciplinaire straf en de beklagcommissie het beklag op dit punt ongegrond heeft verklaard waardoor dit onderdeel in beroep nog aan de orde is. Hetgeen evenwel in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt - voor zover in beroep aan de orde - de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 4 december 2019.  

 

secretaris       voorzitter

 

 

Naar boven