nummer: R-19/3344/GM
betreft: [klager] datum: 29 november 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem-Zuid, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 maart 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Klager, zijn raadsvrouw, mr. A. van den Berg, en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Arnhem-Zuid zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Klager en zijn raadsvrouw hebben verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep omdat zij niet op de hoogte zijn gesteld van plaats en tijdstip van de zitting. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 januari 2019, betreft het feit dat klager op 21 januari 2019 niet is gezien door de inrichtingsarts voor zijn klachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager voelt zich niet serieus genomen. Klager heeft veel last van blauwe plekken aan de voorkant van zijn bovenlichaam. Klager werd op 21 januari 2019 rond 10.00 uur opgeroepen voor het spreekuur van de verpleegkundige. Klager heeft in de wachtkamer gewacht. Om 10.30 uur is hij naar de bezoekzaal gegaan voor zijn bezoek. Hij was toen nog niet gezien door de verpleegkundige. Klager heeft met het afdelingspersoneel gesproken en mocht in de middag naar de verpleegkundige toe, maar werd door de medische dienst weggestuurd. Dit leidt tot frustraties. Weliswaar is bij klager (op 24 januari 2019) bloed afgenomen en is hij (op 6 februari 2019) verwezen naar het ziekenhuis, maar dit heeft lang geduurd. Klager heeft zeker zes tot acht weken met zijn klachten rondgelopen. Pas op het moment dat de blauwe plekken minder zichtbaar werden, is er naar gekeken. Dit gebeurde echter pas na aandringen van de MDL-afdeling van het ziekenhuis. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 21 januari 2019 opgeroepen voor het verpleegkundig spreekuur, maar is toen niet gezien omdat hij niet kon wachten vanwege zijn bezoek. Op 22 januari 2019 heeft klager de MDL poli van het Radboudumc gebeld. Op 23 januari 2019 is klager door een waarnemend arts gezien en onderzocht en de volgende dag is bloed geprikt. Op 31 januari 2019 is klager de uitslag van het bloedonderzoek meegedeeld. Op 3 februari 2019 is klager op het spreekuur geplaatst, maar niet verschenen vanwege zijn bezoek. Op 6 februari 2019 heeft de arts klager gesproken en hem verwezen naar de polikliniek van interne geneeskunde. De inrichtingsarts heeft niet de indruk gekregen van het personeel dat er sprake was, vanwege de pijn of een bloeding, van een ernstige aandoening. De inrichtingsarts heeft klager op 22 februari 2019 weer gesproken. Klager heeft geen vertrouwen in de inrichtingsarts en medische dienst. Klager is op 15 maart 2019 gezien op de poli interne geneeskunde en op 21 maart 2019 heeft nog een telefonisch consult plaatsgevonden. Er was sprake van een al jaren bekende trombopenie bij alcoholische levercirrose. Het is niet aan het afdelingspersoneel om gedetineerden naar de medische dienst te sturen, tenzij sprake is van spoed of na overleg. Van klager is bekend dat hij vaak op niet-vriendelijke toon ageert wanneer de zaken niet lopen zoals hij wil. Daarom is op 8 maart 2019 met hem besproken dat hij wekelijks op het spreekuur wordt uitgenodigd, zodat hij niet telkens een briefje hoeft in te vullen.
3. De beoordeling
Op 16 september 2019 zijn klager en zijn raadsvrouw geïnformeerd over datum, plaats en tijdstip van de zitting van de beroepscommissie waarop het beroep van klager zou worden behandeld. Gelet hierop en in aanmerking genomen wat aan het verzoek ten grondslag is gelegd, wijst de beroepscommissie het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep af. Klager heeft zijn klacht ingediend op 21 januari 2019. De beroepscommissie merkt op dat in beroep alleen aan de orde kan zijn het medisch handelen van de inrichtingsarts tot aan het moment van indiening van de klacht. Uitbreiding van de klacht in beroep is niet mogelijk. Uit de stukken en het medisch dossier blijkt dat klager op 21 januari 2019 is opgeroepen voor het spreekuur rond 10.00 uur. Een half uur later is klager weggelopen voor zijn bezoek. Die middag is klager teruggekeerd naar de medische dienst. Toen was er echter geen spreekuur. De beroepscommissie is van oordeel dat het enkele feit dat klager niet direct die ochtend om 10.00 uur kon worden geholpen, nog niet meebrengt dat sprake is van onzorgvuldig medisch handelen. Overigens is gebleken dat daarna door de medische dienst het nodige in gang is gezet in verband met de medische klachten van klager, inclusief zijn blauwe plekken. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris op 29 november 2019
secretaris voorzitter