Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3302/GA, 26 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/3302/GA

betreft:            [Klager]           datum: 26 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J.R. Verhagen, namens  [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2019, gehouden in de p.i. Vught, is de raadsvrouw van klager, mr. C.J.R. Verhagen, gehoord. Klager en de directeur van p.i. Grave hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de  beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gegeven dat klager per direct een telefoongesprek moest beëindigen, waardoor klager niet meer mocht en kon telefoneren (GO 2019/122). De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergeven – als volgt toegelicht. In beroep is aan de orde de schending van het fundamentele recht te mogen bellen. Het ziet niet op de wijze waarop klager is bejegend, maar om de beslissing van een medewerker van de p.i., die namens de directeur is genomen, dat klager niet meer mocht bellen. Het betreft hier het geen gebruik mogen maken van de resterende beschikbare beltijd. Er is een afspraak binnen de p.i. dat wanneer een telefoon vrij is, daarvan gebruik gemaakt mag worden. Op het moment dat klager zijn telefoongesprek moest beëindigen, was een andere gedetineerde nog aan het bellen. Ook enkele minuten nadat klager niet meer in de gelegenheid werd gesteld te mogen bellen, werd er gebeld door een andere gedetineerde. De medewerker heeft geen uitleg gegeven waarom klager niet meer mocht bellen, terwijl er nog genoeg telefoons vrij waren.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergeven – als volgt schriftelijk toegelicht. De directeur merkt op dat de resterende beschikbare beltijd niet in onderling overleg tussen de gedetineerden wordt verdeeld. De bellijst is leidend en indien een gedetineerde (extra) gebruik wil maken van de telefoon, geschiedt dat in overleg met de medewerkers van de p.i. Dit gebeurt om ervoor te zorgen dat ook de minder mondige en kwetsbare gedetineerden in de gelegenheid worden gesteld om (extra) te kunnen en mogen bellen.

3.         De beoordeling
Ontvankelijkheid Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Pbw heeft klager het recht om ten minste eenmaal per week op de in de huisregels vastgestelde tijden gedurende tien minuten één of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. De beroepscommissie stelt, op grond van het beroepschrift en hetgeen ter zitting is besproken, vast dat het beklag ziet op de schending van het recht te mogen telefoneren als bedoeld in voornoemd artikel. Dit is een beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie vernietigt daarom de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag.

Inhoudelijk
De beroepscommissie overweegt dat niet is gebleken dat klager is geschonden in zijn recht om ten minste eenmaal per week op de in de huisregels vastgestelde tijden gedurende tien minuten één of meer telefoongesprekken te mogen voeren met personen buiten de inrichting. Klager en andere gedetineerden mogen zonder dat een rechtsregel hiertoe verplicht extra mag bellen wanneer er resterende beltijd beschikbaar is. Dit geschiedt op aangeven van de medewerkers van de inrichting. Op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is aangevoerd, kan niet worden vastgesteld dat de beslissing, inhoudende dat klager op de dag waarover hij zich beklaagt geen gebruik meer heeft mogen maken van de extra beltijd, onredelijk dan wel onbillijk is. Om die reden zal het beroep dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. M. Keppels en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 26 november 2019.      

 

secretaris       voorzitter

 

 

Naar boven