nummer: R-19/2796/GA
betreft: [Klager] datum: 26 november 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Denissen, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 4 februari 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is […], juridisch medewerker van de locatie Sittard, gehoord. Zowel klager als zijn raadsman hebben bericht geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 21 december 2018 vanwege verbale agressie en uitlatingen naar het personeel, waardoor klager de orde en rust op de afdeling verstoorde (G-2018-000896). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergeven – als volgt schriftelijk toegelicht. Aan klager werd mondeling meegedeeld dat de reden om aan hem een disciplinaire straf op te leggen was gelegen in het feit dat in zijn cel een bodywarmer was aangetroffen met daarin verweven een telefoonlaadkabel. Om die reden is het beklag daarop nader toegespitst. De beklagcommissie heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (de beroepscommissie begrijpt: het beklag ongegrond verklaard), daar de disciplinaire straf blijkens de beslissing is genomen vanwege verbale agressie en uitlatingen naar het personeel en niet in verband met het aantreffen van een bodywarmer met daarin verweven een telefoonlaadkabel in klagers cel. Uit het verweerschrift van de directeur blijkt duidelijk dat bij het opleggen van de disciplinaire straf rekening is gehouden met het aantreffen van een bodywarmer met daarin een telefoonlaadkabel, verbale agressie en uitlatingen, roken buiten de cel en het aantreffen van een X-box. In de disciplinaire straf staat dat een straf is opgelegd aan klager, omdat hij de orde en rust op de afdeling verstoorde. Daaronder kan onder meer het voorval met de bodywarmer worden begrepen. De opgelegde straf is onredelijk. Klager is namelijk op strafcel geplaatst. De directeur had zijn beslissing hieromtrent beter moeten motiveren. Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergeven – als volgt toegelicht. In de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf wordt verwezen naar een schriftelijk verslag van 21 december 2018. In het dossier zitten evenwel drie schriftelijke verslagen, waarvan één van 20 december 2018 en twee van 21 december 2018. Dat is slordig. In de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf had dienen te staan dat acht is geslagen op het niet voorhanden mogen hebben van een X-box en een telefoonlaadkabel, alsmede op het agressief benaderen van het personeel. De beslissing is summier gemotiveerd. De straf is echter voorstelbaar en gelet op wat er speelde bij klager een logisch gevolg, maar de keuze voor een straf op strafcel had beter gemotiveerd kunnen en moeten worden.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang bezien met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
In de opgelegde disciplinaire straf is opgenomen dat klager is gestraft vanwege verbale agressie en uitlatingen naar het personeel, waardoor hij de orde en rust in de p.i. verstoorde, één en ander zoals opgenomen in het schriftelijke verslag van 21 december 2018. Hoewel er verschillende schriftelijke verslagen in het dossier zitten – waaronder één van 20 december 2018 – slaat de beroepscommissie enkel acht op het schriftelijke verslag van 21 december 2018 waarin de verbale agressie en uitlatingen naar het personeel zijn geconcretiseerd. De disciplinaire straf in combinatie met dit schriftelijke verslag maakt duidelijk voor welke gedragingen klager is gestraft. Het beschreven gedrag dat klager heeft vertoond, is in beginsel strafwaardig en de directeur kon daarom een disciplinaire straf opleggen. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen strafcel. Op verbale agressie of bedreigen fysiek/mentaal volgt volgens de landelijke sanctiekaart 2016 een sanctie van maximaal drie dagen eigen cel. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur hiervan is afgeweken, nu aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen strafcel is opgelegd. In beginsel kan de directeur ten nadele van klager afwijken van de sanctiekaart, maar een beslissing hiertoe dient te worden gemotiveerd. De overwegingen van de directeur dienen daarbij voor klager kenbaar te zijn. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in de strafoplegging onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het aangewezen was ten nadele van klager af te wijken van de landelijke sanctiekaart 2016. Het in voornoemd verslag beschreven incident biedt zonder verdere toelichting onvoldoende grond voor de onderhavige afwijking. Het beroep is derhalve gegrond. De beroepscommissie zal voorts bepalen dat aan klager een financiële tegemoetkoming zal worden toegekend ter hoogte van € 27,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 27,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. M. Keppels en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 26 november 2019.
secretaris voorzitter