Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2726/GA, 05 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/2726/GA

betreft:            [klager]            datum: 5 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een vermeende afwijzing van klagers verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT) te ontvangen (ZS-JH-2018-411). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet nader toegelicht. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk toegelicht.

3.         De beoordeling
Klagers klacht ziet op de vermeende afwijzing van zijn verzoek tot BZT. De directeur stelt dat hij geen verzoek tot BZT van klager heeft ontvangen en dat er dus ook geen sprake is van een afwijzing. Klager heeft niets ter onderbouwing van zijn stelling aangevoerd, hij heeft zelfs geen data genoemd wanneer hij het verzoek zou hebben ingediend dan wel kennis zou hebben genomen van de vermeende afwijzing. Nu ook het dossier geen enkele aanwijzing bevat die klagers stelling ondersteunt is de beroepscommissie van oordeel dat het geenszins aannemelijk is geworden dat klager een dergelijk verzoek heeft ingediend. Derhalve is er geen sprake van een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag openstaat. De beroepscommissie zal dan ook de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 5 december 2019.       

 

secretaris       voorzitter

 

 

 

 

Naar boven