Nummer: 03/2473/GB
Betreft: [klager] datum: 6 januari 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.E.Wielenga, namens
[...], geboren op [1966], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 oktober 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke beslissing op 20 oktober 2003 door klager is ontvangen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager en zijn raadsman mr. K.E. Wielenga zijn op 8 december 2003 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is, komende vanuit Frans Guyana, op 25 april 2003 gedetineerd in het huis van bewaring De Grittenborgh te Hoogeveen. Op 25 augustus 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Zuyder Bos, waar een regime van algehelegemeenschap geldt. Vervolgens is klager op 25 september 2003 overgeplaatst naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge te Heerhugowaard. Op 2 oktober 2003 is klager teruggeplaatst naar de gevangenis Zuyder Bos.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is hier te lande aangevangen op 25 april 2003. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 februari 2005.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Hoewel klager rechtens in Nederland woonde, verbleef hij zo’n acht maanden in Suriname toen hij werd uitgeleverd aan Frans Guyana vanwege een strafbaar feit. Klager was onschuldig, maar is aldaar veroordeeld tot een gevangenisstrafvan acht jaar en heeft daar van 28 oktober 1999 tot en met 24 april 2003 gedetineerd gezeten. Op eigen verzoek zit hij deze straf sinds 25 april 2003 verder uit in Nederland. Tijdens zijn detentie in Frans Guyana is hem bekendgeworden dat hij door Nederland wordt verdacht van een nieuw delict. Hij is echter ook daaraan onschuldig.
Klager is ten onrechte vanuit de b.b.i. Westlinge teruggeplaatst naar de gevangenis Zuyder Bos. Klager heeft geen openstaande zaak waardoor de einddatum van zijn detentie niet bekend zou zijn. Hij is verdachte en geen veroordeelde.In de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden staat niet vermeld dat bij het vaststellen van de einddatum van de detentie rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de betrokkene verdachte in een zaakis. Blijkens de toelichting op die Regeling is sprake van een openstaande zaak als sprake is van een nog niet onherroepelijke veroordeling. Klager is in Frans Guyana, maar ook hier nog niet gehoord terzake van het nieuwe feitwaarvan hij wordt verdacht. Een Nederlandse rechter-commissaris heeft hem daartoe wel bezocht in Frans Guyana, maar omdat de plaatselijke rechter-commissaris aldaar klager bij die gelegenheid wilde horen en klagers advocaat dat nietwilde, heeft klager toen geen verklaring afgelegd.
Als wel van een openstaande zaak moet worden uitgegaan, is de selectiefunctionaris niet goed omgegaan met zijn bevoegdheid om zelfstandig een beslissing te nemen en over de openstaande zaak heen te stappen. Als klager wordtvrijgesproken, heeft hij ten onrechte in een gesloten inrichting verbleven. Mocht klager worden veroordeeld dan zal hij gebruik maken van rechtsmiddelen, waardoor die nieuwe strafzaak niet voor de einddatum van de huidige detentiezal zijn afgerond.
Ten aanzien van klager is geen vluchtgevaar aanwezig. Hij heeft zelf om overplaatsing naar Nederland gevraagd hoewel hij wist dat hij daar langer zou vastzitten dan in Frans Guyana en dat hier een nieuwe zaak zou spelen. Hij heeftin Suriname en Frans Guyana zoveel meegemaakt dat hij daar niet meer heen wil. Hier in Nederland verblijven al zijn familieleden, op zijn oma na, alsmede zijn ex-vrouw en hun kinderen. Hij heeft dan ook een groot belang bijplaatsing in een b.b.i., omdat hij van daaruit via verlof het contact met hen weer kan opbouwen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is begin juni 2003 aanvankelijk geselecteerd voor plaatsing in een gesloten inrichting vanwege zijn strafrestant. Als gevolg van de lange wachtlijst voor Zuyder Bos kon hij daar niet eerder dan 25 augustus 2003 wordengeplaatst. Overeenkomstig het advies van Zuyder Bos van 29 augustus 2003 is besloten klager vanwege zijn strafrestant van 18 maanden over te plaatsen naar de b.b.i. Westlinge. Er is geen advies gevraagd aan het OM, omdat er geenexecutie indicator was afgegeven vanwege het feit dat klager met overneming van het buitenlandse vonnis direct vanuit het buitenland in een Nederlandse penitentiaire inrichting is geplaatst. Vier dagen nadat klager in de b.b.i.Westlinge was geplaatst, ontving de selectiefunctionaris het verzoek van de officier van justitie om klager terug te plaatsen in de gevangenis Zuyder Bos. Dit verzoek was ingegeven door de omstandigheden dat klager een openstaandezaak heeft waardoor de einddatum van zijn detentie niet vaststaat en er een verhoogd vluchtgevaar bestaat vanwege klagers connecties met het buitenland en de omvang van het feit waarvan klager verdacht wordt.
Als deze informatie eerder bekend was geweest, zou niet zijn besloten tot plaatsing van klager in de b.b.i. Westlinge.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Zuyder Bos is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. In artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden d.d. 15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI zijn de criteria voor plaatsing in een b.b.i. genoemd. Op grond van het derde lid onder b van datartikel komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie de einddatum van de detentie nog niet vast staat. Blijkens de toelichting op artikel 3 wordt gesproken van openstaande zaken en betreftdit doorgaans niet-onherroepelijke vonnissen.
Deze toelichting sluit niet uit dat ook van een openstaande zaak kan worden gesproken als sprake is van verdenking van een strafbaar feit, maar nog geen sprake is van een niet-onherroeplijk vonnis, zoals ten aanzien van klager.
Uit de schriftelijke inlichtingen d.d. 29 september 2003 van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Leeuwarden aan de selectiefunctionaris komt naar voren dat klager is verwikkeld in een strafzaak die aanhangig isbij voormeld parket, alsmede dat bij die strafzaak aanmerkelijke belangen in het geding zijn. Klager wordt er onder meer van verdacht betrokken te zijn geweest bij het smokkelen van 308 kilo cocaïne van Suriname naar Nederland. Tweemedeverdachten zijn inmiddels onherroepelijk veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk zes en vier jaar. Verwacht wordt dat de dagvaarding in de strafzaak tegen klager eind 2003/begin 2004 zal worden uitgebracht.
Gelet op deze informatie kan worden gesproken van een openstaande zaak.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van allein aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de hierboven onder 4.2. genoemde inlichtingen van de officier van justitie, vooralsnog niet in aanmerking komtvoor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Nu de v.i.-datum van klagers huidige detentie vooralsnog ligt op of omstreeks 25 februari 2005 kan, hoewel daarover onduidelijkheid bestaat, niet wordenuitgesloten dat klager nog voor de einddatum van de huidige detentie onherroepelijk zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de mogelijkheden van het weer opbouwen van contact met zijn familieleden, ex-vrouw en hun kinderen, is onvoldoende zwaarwegend om te kunnen komen tot het oordeel dat de selectiefunctionaris debestreden beslissing in redelijkheid niet had mogen nemen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 6 januari 2004
secretaris voorzitter