Nummer: R-19/5249/GB
Betreft: [klager] datum: 29 november 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.B. Swart namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers bezwaar gericht tegen de oproep zich te melden op 20 november 2019 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 2 oktober 2019 is klager opgeroepen zich op 20 november 2019 te melden in de p.i. Veenhuizen, locatie Esserheem, voor het ondergaan van 147 dagen gevangenisstraf. Op 7 oktober 2019 heeft klager bezwaar ingediend tegen voornoemde oproep en dat is op 13 november ongegrond verklaard. In het kader van onderhavige beroepszaak heeft klager van de Minister uitstel van het melden gekregen tot 4 december 2019. Klager heeft zich echter op 20 november 2019 gemeld in voornoemde inrichting.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft een autisme spectrum stoornis, lijdt aan een chronische angststoornis, recidiverende depressies en is afhankelijk van medicatie. Klagers huisarts heeft aangegeven dat klager is verwezen naar de cardioloog voor controle na de operatie en ter bespreking van zijn fysieke achteruitgang. Hierbij is verzocht de halfjaarlijkse controle te vervroegen en op zeer korte termijn te laten plaatsvinden. Klager is verwezen naar de geheugenpoli vanwege geheugenproblemen sinds zijn hartoperatie. Voornoemde informatie is niet meegenomen door de Afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Met name het geheugenverlies in combinatie met de al bestaande psychische problematiek maakt klager detentieongeschikt. Klager heeft ter onderbouwing van zijn beroep medische verklaringen meegestuurd van zijn behandelaars.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De door klager in beroep meegestuurde medische verklaringen zijn door de Minister doorgestuurd naar de afdeling IMA. De afdeling IMA heeft naar aanleiding van voornoemde verklaringen op 15 november 2019 een nieuw advies uitgebracht. De onafhankelijk arts van de afdeling IMA acht klager op medische gronden geschikt en stelt dat de controles van klager bij de cardioloog en de geheugenpoli ook vanuit detentie kunnen plaatsvinden. Wanneer blijkt dat de zorg tijdens detentie onvoldoende is, kan er alsnog een nieuw advies volgen.
4. De beoordeling
Klager heeft verzocht om uitstel van zijn melddatum. Uit zijn beroepschrift volgt dat hij bekend is met zowel psychische als lichamelijke problematiek.
Hoewel uit het dossier voldoende blijkt dat klagers gezondheidssituatie zorg behoeft, volgt uit de inlichtingen van de Minister dat de afdeling IMA de in beroep meegestuurde verklaringen heeft beoordeeld en klager detentiegeschikt acht. De afdeling IMA stelt dat de controles bij de cardioloog en de geheugenpoli tijdens detentie kunnen plaatsvinden.
De bestreden beslissing van de Minister kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 29 november 2019.
secretaris voorzitter