Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1841/GM, 5 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1841/GM

betreft: [klager] datum: 5 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 5 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Stadsgevangenis Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 28 juli 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Aan klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, was op het van hem bekende huisadres een uitnodiging voor de zitting van de beroepscommissie op 12 november 2003 toegezonden, doch deze is ongeopend geretourneerd.
De inrichtingsarts verbonden aan genoemde locatie heeft een schriftelijke reactie op het beroep gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 10 juni 2003, betreft de afbouw van Oxazepam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft ter toelichting van zijn klacht slechts aangevoerd dat hij door het niet langer verstrekt krijgen van de medicatie niet goed kan functioneren bij zijn deelname aan de dagelijkse activiteiten binnen de inrichting.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De afbouw van de klager voordien verstrekte Oxazepam, zijnde een middel uit de groep van benzodiazepines, is geheel geschied overeenkomstig het daarvoor geldende protocol.Als gevolg van de afbouw bleek klager last te hebben van hoofdpijn. Hiervoor bestaan andere voorkeurmiddelen dan Oxazepam. In eerste instantie is klager paracetamol gegeven en vervolgens, toen dit middel niet het gewenste resultaathad, Ibuprofen. Omdat ook dit niet hielp is klager nadien weer op het spreekuur geweest. Bij die gelegenheid heeft klager zeer nadrukkelijk aangegeven de Oxazepam te willen terugkrijgen. Toen dat niet leek te lukken is hij gaanschelden en vervolgens boos weggelopen. Nadien heeft hij nog, overigens zonder succes, geprobeerd om via de psycholoog een consult bij de psychiater af te dwingen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager zijn klacht niet nader heeft omschreven dan wel onderbouwd, ook niet in beroep. Ook op andere wijze is niet gebleken van enige indicatie op grond waarvan de afbouw van de klager kennelijktevoren verstrekte Oxazepam niet overeenkomstig het in de inrichting geldende protocol kon geschieden. Gelet op hetgeen de inrichtingsarts daaromtrent nader heeft toegelicht, kan naar haar oordeel het handelen van de arts in de vormvan de afbouw van Oxazepam, niet in strijd worden geacht met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid ten opzichte van klager diende te betrachten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 5januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven