Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4500/GB, 14 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4500/GB

Betreft:            [klager]                                               datum: 14 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Franken, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden afgewezen.

2.         De feiten
Klager is sinds 11 april 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie De Schie te Rotterdam.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.
Het verzoek tot overplaatsing is gebaseerd op de woonplaats van zijn vrouw en kinderen. Zij wonen in Drachten. De reisafstand tussen Drachten en Rotterdam bedraagt circa 230 kilometer. Dat brengt mee dat zijn vrouw en kinderen ongeveer vijf uur kwijt zijn aan reistijd. Daardoor is de bezoekfrequentie laag. Daar komt bij dat het tot op heden niet mogelijk is gebleken een inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen klager te plannen, kennelijk in verband met gebrek aan zittingscapaciteit bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Duidelijk is in elk geval dat een inhoudelijke behandeling niet zal plaatsvinden voor de maand april 2020, hoewel de strafzaak voor inhoudelijke behandeling gereed is. Met het oog op de belangen van klager is het evident onredelijk hem nog meer dan een half jaar op zo’n grote afstand van zijn gezin te plaatsen. Indien de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op meerdere, aaneengesloten dagen zou plaatsvinden, zou desnoods een voorziening kunnen worden getroffen die erop neerkomt dat klager voor een enkele nacht wordt geplaatst in een politiebureau in de omgeving van Breda.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geplaatst in het h.v.b. van de locatie De Schie. Hij is preventief ingesloten voor het parket Zeeland-West-Brabant. De eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting is van berechting in eerste aanleg, geschiedt in een h.v.b. bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Eventuele problemen ten aanzien van bezoek zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar ten aanzien van een eventuele verplaatsing van betrokkene naar de p.i. Leeuwarden. Het OM toetst echter enkel of medeverdachten in de inrichting van voorkeur verblijven. Het voorstel van klagers raadsman om klager tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in een politiecel te laten verblijven, is niet conform het geldende beleid. Voorts is een politiecel niet bestemd voor voorlopig gehechte gedetineerden. Kortom is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die maken dat van het geldende beleid afgeweken dient te worden.

4.         De beoordeling
4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.      Primair geldt voor het plaatsingsbeleid, gelet op het belang van een goede rechtsgang, de regel dat voorlopige hechtenis dient te worden ondergaan in of nabij het arrondissement van vervolging, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die een andere keuze rechtvaardigen. Klager wordt vervolgd door de officier van justitie in het rrondissement Zeeland-West-Brabant. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie De Schie dat gelegen is in het aanpalende arrondissement.

4.3.      Van bijzondere omstandigheden die maken dat van het geldende beleid af moet worden geweken, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat een overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Leeuwarden het ontvangen van bezoek vergemakkelijkt, is dit onvoldoende zwaarwegend om - mede in het licht van de achtergrond en het doel van het geldende beleid - tot een gegrond beroep te kunnen komen. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager niet verstoken is van bezoek. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 14 november 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven