Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4323/GV, 14 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4323/GV

betreft: [klager]                                                           datum: 14 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming  (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking eerst afgewezen en daarna alsnog toegewezen voor de duur van 45 dagen.

2.         De standpunten
Klager heeft het beroep – voor zover relevant – als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de beslissing van de Minister hem strafonderbreking toe te kennen voor 45 dagen. Klager verzoekt om verlenging van de reeds aan hem verleende strafonderbreking met 25 dagen, zodat hij nieuw personeel voor zijn bedrijf kan werven, personeel kan inwerken en de bedrijfsvoering kan overdragen. Zodoende kan hij de voortgang van zijn bedrijf waarborgen. Een strafonderbreking van 45 dagen is hiertoe onvoldoende gebleken. Klager moet met betrekking tot de bedrijfsstructuur en bedrijfsvoering een plan van aanpak bedenken. In verband met de bouwvakantie en het vinden van een nieuwe administratief medewerker is zijn aanwezigheid voor een langere periode noodzakelijk. Van 25 september 2019 tot 27 september 2019 vindt een veiling plaats die klager dient bij te wonen. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bij beslissing van 6 augustus 2019 is klagers verzoek om strafonderbreking alsnog voor de duur van 45 dagen toegekend. Daarom dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het is in het belang van de maatschappij dat de aan klager opgelegde vrijheidsstraf daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd. Ook het slachtoffer bij het door hem gepleegde delict heeft daar recht op. De vrijhedencommissie heeft, onder verwijzing naar het advies van de advocaat-generaal, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 november 2020. In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is vastgelegd dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijk belangen al voor aanvang van de detentie bestonden. Bij beslissing van 27 juli 2019 is klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen. Op 6 augustus 2019 is hem alsnog strafonderbreking verleend voor de duur van 45 dagen. Klager verzoekt in dit verband om verlenging van de strafonderbreking voor de duur van 25 dagen, zodat hij personeel kan inwerken en de bedrijfsvoering kan overdragen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is van een noodzaak voor het verlengen van de eerder verleende strafonderbreking onvoldoende gebleken. Klager is gedurende 45 dagen in de gelegenheid gesteld maatregelen te treffen ten behoeve van de voortgang van zijn bedrijf en de bedrijfsvoering aan derden over te dragen. Uit zijn schrijven blijkt onder meer dat onder zijn leiding tijdens de aan hem verleende strafonderbreking een nieuw personeelslid is aangenomen en dat verschillende bedrijfsmatige veranderingen zijn doorgevoerd. Hoewel uit het dossier volgt dat de zakelijke belangen reeds voor aanvang van zijn detentieperiode bestonden, is klagers stelling dat hij meer tijd nodig heeft om personeel te instrueren, onvoldoende reden zijn verzoek om verlenging van de reeds aan hem verleende strafonderbreking toe te wijzen. De Minister heeft daarom in redelijkheid aan klager strafonderbreking voor de duur van 45 dagen kunnen verlenen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 14 november 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven