Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2756/GM, 20 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2756/GM

betreft: [klager]                                                                       datum: 20 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,  alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 januari 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.  Ter zitting van de beroepscommissie van 16 april 2019, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 december 2018, betreft de omstandigheid dat aan klager geen adequate medische zorg wordt verleend met betrekking tot:

a. klagers terugkerende nek- en rugklachten;

b. terugkerende hoofdpijn en

c. klachten aan klagers geslachtsdeel.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.

a. Klager heeft tape gekregen voor de pijn in zijn rug, maar dit helpt niet. Tijdens zijn detentie in België heeft klager fysiotherapie gehad, tijdens zijn detentie in Nederland niet. Hier wil men hem alleen kraken, maar dat wil klager niet. Klager vindt dat de medische dienst onvoldoende doet, want zijn klachten blijven. Medicatie neem hij niet altijd in als het wordt voorgeschreven, want hij wil niet continu pijnmedicatie innemen.

b. Klager is sinds 2012 gedetineerd. Hij heeft vrijwel dagelijks last van hoofdpijn. Soms maanden niet, maar het komt steeds weer terug. Hij gebruikt geen drugs of alcohol en sport veel. De medische dienst zegt steeds dat het wel goed komt en adviseert klager een pijnstiller te nemen. Klager vindt dit geen oplossing. Hij wil niet afhankelijk zijn van pijnstillers. Hij neemt nu sinds een maand geen paracetamol meer. Klager denkt dat hij misschien migraine heeft.

c. Klager heeft last van een persoonlijk probleem dat blijft terugkomen. Hij heeft last van roodheid en witte uitslag bij zijn geslachtsdeel. Als hij doucht verdwijnt het even. Ook heeft hij last van jeuk. De medische dienst wilde hem ooit ibuprofen geven, maar dit wilde klager niet. De medische dienst gaf aan dat het wel goed zou komen. Hij is verschillende keren op soa’s getest en de uitslag was negatief. Hij heeft al klachten sinds de aanvang van zijn detentie in België (2012). Tijdens zijn detentie in België zijn wratjes verwijderd, misschien heeft het daar iets mee te maken. Hij heeft geen seksueel contact gehad. Klager vindt dat de medische dienst onvoldoende heeft gedaan, nu hij al meerdere jaren klachten heeft. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt – zakelijk weergegeven –ingenomen. Klager is na al zijn verzoeken gezien door de medische dienst en op een adequate manier behandeld.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager kennelijk al langere tijd last heeft van nek- en rugklachten / spierspanningsklachten alsmede van terugkerende hoofdpijnklachten. Nu klager deze klachten al meerdere jaren heeft en de spierspanningsklachten mogelijk verband houden met de hoofdpijnklachten, is de beroepscommissie van oordeel dat nader onderzoek hiernaar is geïndiceerd. Ook voor wat betreft de klachten aan klagers geslachtsdeel is de beroepscommissie van oordeel dat nader onderzoek is geïndiceerd nu klager ook deze klachten al sinds langere tijd heeft en niet duidelijk is waar de klachten vandaan komen. Nu te weinig medisch onderzoek is verricht naar klagers klachten is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de medische dienst dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager maar beveelt de medische dienst aan klagers klachten verder te analyseren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. J.H.AM.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 mei 2019                                             

 

 

            secretaris                                                                    voorzitter

 

 

Naar boven