Nummer : S-19/2456/SGA
Betreft : [Verzoeker] datum: 25 oktober 2019
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting van respectievelijk 24 en 25 oktober 2019, inhoudende
a. de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingegaan op 24 oktober 2019 om 7.45 uur en eindigend op 31 oktober 2019 om 7.45 uur, in verband met het zich hevig verzetten en verbaal weerstand bieden bij de afhandeling van een rapport; en
b. de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaand op 31 oktober 2019 om 7.45 uur en eindigend op 7 november 2019 om 7.45 uur, in verband met een poging tot het binnensmokkelen van een mobiele telefoon. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 24 oktober 2019 (IJ-2019-000913) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 25 oktober 2019.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
a.
Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker het tijdens een rapportafhandeling inzake het aantreffen van een mobiele telefoon bij zijn bezoekster niet eens was met de directeur en wilde voorkomen dat het afdelingshoofd en een personeelslid zijn televisie zouden innemen ter uitvoering van de door de directeur aan hem opgelegde disciplinaire straf. Hij heeft zich, ondanks pogingen hem tot bedaren te brengen, hevig verzet en bleef ook bij het transport naar de strafcel verbaal weerstand bieden. Eenmaal in de strafcel heeft hij moeizaam en pas na veel aandringen meegewerkt met de procedure. De disciplinaire straf die de directeur verzoeker naar aanleiding van die omstandigheden heeft opgelegd, is naar het oordeel van de voorzitter niet zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang is om tot schorsing van de beslissing tot oplegging daarvan over te gaan. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
b.
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat een drugs- en telefoonhond voorafgaand aan het bezoek zonder toezicht een melding bij verzoekers bezoekster heeft gemaakt. Vervolgens is bij die bezoekster een mobiele telefoon aangetroffen, die in haar schaamstreek was ingebracht en die zij onder toezicht van een vrouwelijk personeelslid heeft verwijderd. De directeur houdt verzoeker verantwoordelijk voor deze poging tot het binnensmokkelen van een mobiele telefoon. Nu de mobiele telefoon bij verzoekers bezoekster en voor aanvang van het bezoek zonder toezicht is aangetroffen en nu bovendien uit de inlichtingen van de directeur of anderszins uit het dossier niet is gebleken van enige aanknopingspunten – anders dan het feit dat de bezoekster bij verzoeker op bezoek kwam – dat verzoeker op enige wijze betrokken was bij de aangetroffen mobiele telefoon, kan hij naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voor de invoer daarvan niet zonder meer verantwoordelijk worden gehouden. Daarbij is onder meer van belang dat het thans geldende sanctiebeleid voorschrijft dat bij (een poging tot) invoer van contrabande door een bezoeker, die bezoeker de toegang tot de inrichting wordt ontzegd voor een periode van maximaal drie maanden. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter sprake van een spoedeisend belang om thans tot schorsing van de bestreden beslissing over te gaan. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek onder a. af, wijst het verzoek onder b. toe en schorst de tenuitvoerlegging van die bestreden beslissing met ingang van 31 oktober 2019 om 7.45 uur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 25 oktober 2019.
secretaris voorzitter