Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4244/TB, 05 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4244/TB

betreft: [klager]                                    datum: 5 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 17 juli 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord namens verweerder, […] en […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Zijn raadsman mr. A.R. Ytsma heeft bericht niet ter zitting te zullen verschijnen en heeft het beroep op 23 oktober 2019 schriftelijk toegelicht. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ-voorziening) van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting), wat moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde voorziening.

2.         De feiten

Klager was aanvankelijk door verweerder bij beslissing van 28 december 2012 geplaatst in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting, waartoe FPC Dr. S. van Mesdag had geadviseerd. Bij beslissing van verweerder van 24 maart 2016 is klager vanwege opheffing van de longstaystatus geplaatst in FPC De Kijvelanden. Bij besluit van 2 november 2016 is klager geplaatst in FPC Veldzicht.
Op verzoek van FPC De Kijvelanden van 19 januari 2017 heeft verweerder op 21 juni 2017 opnieuw beslist klager te plaatsen in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting. Klager verblijft sinds 13 oktober 2017 in unit 2A van de Pompestichting te Vught.|Het hoofd van de Pompestichting heeft op 11 februari 2019 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de LFPZ voorziening te continueren. In de rapportages pro justitia van psycholoog drs. K. van 26 april 2019 en psychiater drs. R. van 20 mei 2019 is eveneens geadviseerd om klagers verblijf in de LFPZ voorziening voort te zetten. Vervolgens heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) in haar advies van 24 juni 2019 geconcludeerd dat het recidiverisico onverminderd hoog is en dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Verweerder heeft op 17 juli 2019 beslist klagers verblijf in de LFPZ-voorziening voort te zetten.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft geen faire kans gekregen op afdeling 2A in Vught. Het behandelteam heeft klager oneerlijk en niet respectvol behandeld, onware dingen over hem gerapporteerd, hem niet in de gelegenheid gesteld de tussen hem en het team ontstane problemen op te lossen en hem onredelijk lang in afzondering gehouden. Klager had veel eerder uit 2A kunnen komen, zoals toenmalige inrichtingspsychiater Masthoff destijds ook vond. Op 4 oktober 2019 heeft een zorgconferentie plaatsgevonden. Klager was die middag in goeden doen omdat voor hem door de afdelingsmanager voorafgaand aan de zorgconferentie een financieel probleem was opgelost (vergoeding van een kapotte tv, zodat hij een nieuwe kon aanschaffen). Dat zorgde voor ruimte in zijn hoofd. Het wegnemen van allerlei praktische problemen zal leiden tot een positieve verandering. Bij plaatsing in De Kijvelanden destijds, nadat de longstay was opgeheven, stapelden zich in zijn hoofd veel problemen op. Dit had te maken met vele onduidelijkheden rondom zijn financiën. Ook in Veldzicht bleef dit onduidelijk. Dit is een grote bron van ontregeling en ergernis geweest. Voor de zorgconferentie was het verrassend te zien dat er in de middag een toegankelijk persoon zat die heel goed (en rustig) kon aangeven wat hem dwarszat en wat hij wilde. Het verslag is overigens helaas nog niet gereed. Uitkomst van de zorgconferentie is dat toegewerkt wordt naar plaatsing in LFPZ Zeeland en dat (indien nodig) over zes maanden een vervolgzorgconferentie wordt gehouden. Klager krijgt op dit moment dwangmedicatie. Onduidelijk is of dit leidt tot een gedragsverandering bij klager. De inzet van medicatie in de Van Mesdag heeft niet geleid tot een positief behandelproces. Onder invloed van dwangmedicatie is hij destijds juist beland op unit 2A in Vught. Klager is van mening dat hij ook zonder de longstaystatus kan, als hij de juiste en respectvolle bejegening krijgt waarbij praktische problemen worden opgelost of overgenomen. Niet alleen in de Van Mesdag, maar ook bij de Pompestichting heeft hij in zijn ogen niet de juiste bejegening/behandeling gehad. Hij betreurt dat zeer. Klager wil graag vooruitkomen, maar voorziet dat het met de recente (MD-)rapportages heel erg lastig wordt om uit de longstay te komen. Klager vindt voorzetting van zijn verblijf in de longstay echter onredelijk en verzoekt de beroepscommissie daarom de bestreden beslissing te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuw besluit te nemen.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
De beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in een LFPZ-voorziening is op goede gronden genomen. In alle over klager uitgebrachte adviezen wordt eensluidend geen enkel alternatief voor klagers verblijf in een LFPZ-voorziening gezien. Klager heeft nog steeds de EVBG-status. De behandelaren hebben tot op heden tevergeefs geprobeerd om met klager in gesprek te raken. Klager krijgt op unit 2A behandeling, wordt gehoord en serieus genomen. Klager wil meewerken maar valt tot op heden in de praktijk snel terug in zijn oude, agressieve gedrag. Inmiddels is gestart met dwangmedicatie teneinde klagers gedrag en toestandsbeeld te stabiliseren. Klager heeft tot op heden nog maar tweemaal een depot gehad, zodat over de effecten daarvan nog niets valt te zeggen. Klager was aanwezig bij de op 4 oktober 2019 gehouden zorgconferentie. Het behandelteam wil met kleine stapjes toewerken naar meer vrijheden voor klager, waarbij overplaatsing naar de LFPZ-voorziening van de Pompestichting te Zeeland de eerste stap is. Daarvoor is wel nodig dat klager niet langer agressief gedrag vertoont. Tot op heden weet klager overplaatsing naar Zeeland door zijn agressieve gedrag te frustreren. Als klager over een half jaar nog niet naar de locatie te Zeeland is overgeplaatst, zal een nieuwe zorgconferentie worden gehouden.

4.         De beoordeling

Klager verblijft sinds 13 oktober 2017 in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting te Vught. In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken.Klager stelt dat hij in eerdere tbs-instellingen en in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting te Vught (unit 2A) niet op de juiste manier is en nog steeds wordt bejegend en niet de juiste behandeling heeft gehad en krijgt, alsmede dat hij zonder de longstaystatus kan als hij wel de juiste en respectvolle bejegening krijgt waarbij praktische problemen voor hem worden opgelost of overgenomen. Voor de aannemelijkheid van deze stellingen kan echter geen grond worden gevonden in de stukken die in het kader van de deze procedure zijn ingebracht en in wat ter zitting naar voren is gebracht. De enkele omstandigheid dat klager volgens zijn raadsman tijdens de zorgconferentie van 4 oktober 2019 toegankelijk was en heel goed (en rustig) kon aangeven wat hem dwarszat en wat hij wilde, is daarvoor volstrekt onvoldoende. Uit de over klager uitgebrachte (hierboven onder 2 genoemde) adviezen komt unaniem naar voren dat bij klager nog immer sprake is van onveranderde ernstige problematiek en een hoog recidiverisico. Klager heeft vanuit achterdocht geen vertrouwen in behandelaren waardoor hij regelmatig tot agressief gedrag is gekomen en komt. Daardoor komt er geen samenwerking over de noodzakelijk geachte behandeling tot stand. Door middel van medicamenteuze behandeling wordt geprobeerd daarin verandering te brengen en toe te werken naar een overplaatsing van klager van unit 2A te Vught naar de LFPZ voorziening van de Pompestichting te Zeeland als een eerste stap van uitbreiding van vrijheden voor klager. Als dit doel niet wordt gehaald, zal over een half jaar een nieuwe zorgconferentie plaatsvinden. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. Lookeren Campagne, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 5 november 2019.         

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven