Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2989/GA, 05 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2989/GA

betreft: [klager]                                   datum: 5 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.A. Korfker, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 februari 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het blokkeren van de celdeur, het niet willen meewerken, het afplakken van het celraam en de omstandigheid dat het toilet werd doorgespoeld toen het personeel klagers cel wilde betreden (EH2018/614). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft het raamp van zijn celdeur inderdaad afgeplakt, omdat hij wat privacy wilde, daar het in de inrichting regelmatig voortkomt dat bewakers zonder pardon de cel in komen lopen. Voorts is hem geen rapport aangezegd en dient het beklag reeds om die reden gegrond te worden verklaard. Daarbij is de opgelegde straf bezien in het licht van de landelijke sanctiekaart disproportioneel. Volstaan had kunnen worden met een corrigerend gesprek en/of waarschuwing. Het algemeen verlof dat in eerste instantie was verleend, is naar aanleiding van dit alles alsnog ingetrokken. Het beklag hiertegen is gegrond verklaard en de directeur is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Bij de beklagcommissie heeft de directeur expliciet aangegeven dat de straf niet mede gebaseerd zou zijn op de verdenking dat klager drugs in zijn bezit zou hebben. Een en ander wordt namelijk in de stukken gesuggereerd, omdat men het doorspoelen van het toilet in de cel van klager hoorde. Nu de straf dan ook enkel gebaseerd zou zijn op het niet meewerken door klager, is deze zeker als disproportioneel aan te merken. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 18 december 2018 heeft een celcontrole plaatsgevonden in klagers cel. Bij aankomst wilde het personeel klagers cel openen. Dit lukte niet, omdat klager de deur klem had gezet. Op het moment dat klager merkte dat het personeel de deur wilde openen, hoorde het personeel het toilet doorspoelen. Het personeel wilde naar binnen kijken maar dit lukte niet, omdat klager zijn celraam had afgeplakt. Aan klager is vervolgens een disciplinaire straf opgelegd, omdat hij zijn celdeur had geblokkeerd, zijn celraam had afgeplakt en niet mee wilde werken. Dat de straf alleen gebaseerd zou zijn op het niet meewerken, is dan ook onjuist. Gelet op deze gedragingen kan de opgelegde straf niet als onredelijk of onbilijk worden aangemerkt.

3.         De beoordeling

Namens klager is aangevoerd dat het schriftelijk verslag niet aan klager is meegedeeld en het beklag reeds om die reden gegrond dient te worden verklaard. Uit het schriftelijk verslag dat aan de disciplinaire straf ten grondslag ligt, komt naar voren dat de verslaglegging aan klager is meegedeeld. Gelet hierop is voldoende aannemelijk geworden dat het schriftelijk verslag wel is aangezegd en kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een vormverzuim. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat de gedragingen zoals deze staan beschreven in het schriftelijk verslag de opgelegde disciplinaire straf, mede gezien de landelijke sanctiekaart, rechtvaardigen en dat de hoogte daarvan niet als disproportioneel kan worden aangemerkt. Wat er in beroep is aangevoerd, kan daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 5 november 2019.

 

                             secretaris                                                   voorzitter

 

           

 

Naar boven