Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2969/GA, 06 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2969/GA

betreft: [klager]                                   datum: 5 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet  heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V. Poelmeijer, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Nieuwegein, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de degradatie van klager naar het basisprogramma (NM2018/496). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De degradatiebeslissing is gebaseerd op één enkel incident, waarbij de belangenafweging tussen het enkele rode gedrag en het structurele groene gedrag in negatieve zin voor klager is uitgepakt. Het feit dat klager een andere visie heeft op wat zich ten tijde van het incident heeft afgespeeld, maakt niet dat hij daarmee onvoldoende inzet toont voor zijn re-integratie. Volgens klager is hij van achter aangevallen door een medegedetineerde en dit strookt met wat de inrichtingsmedewerker stelt te hebben gehoord. De Raad heeft meerdere malen geoordeeld dat sprake dient te zijn van een belangenafweging en dat indien sprake is van slechts één incident niet kan worden overgegaan tot degradatie (bijvoorbeed RSJ 19 juli 2018, 17/4241/GA). De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Wanneer de uitspraak die door klager bij wijze van voorbeeld wordt aangehaald nader wordt bezien, dan blijkt daaruit niet dat op grond van eenmalig ongewenst gedrag geen degradatie mag volgen. Het gaat er wel om dat een juiste belangenafweging wordt gemaakt. De uitspraak laat zich ook niet vergelijken met de onderhavige zaak. De beklagrechter heeft geoordeeld dat de bestreden beslissing voldoende blijk geeft van een billijke belangenafweging, nu het incidentele rode gedrag en het groene gedrag is beschreven en gelet op de ernst van het incident een zwaarder gewicht mocht worden toegekend aan het rode gedrag. Het incident in combinatie met de ontkennende verklaringen en beschuldigingen, maakt dat klager onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor het zijn  gedrag en re-integratie.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stel vast dat klager bij beslissing van 25 mei 2018 is gedegradeerd naar aanleiding van een incident op 18 mei 2018, waarbij sprake was van een vechtpartij tussen klager en een medegedetineerde als gevolg waarvan klager disciplinair is gestraft. Uit de schriftelijke mededeling van de degradatiebeslissing volgt verder dat voorafgaand aan het nemen van de beslissing geen sprake was van ‘oranje’ gedrag. Verder blijkt uit de beslissing dat als groen gedrag is aangemerkt: de negatieve urinecontroles, de goed verlopen bezoeken aan zijn vader in het kader van indicenteel verlof, het volgen van de VCA-opleiding en de omstandheid dat klager zijn kookactiviteiten beter plant dan voorheen. De beroepscommisise oordeelt dat het rode gedrag, te weten de vechtpartij op 18 mei 2018, in het licht van het groene gedrag en het niet-aanwezige oranje gedrag, onvoldoende zwaarwegend is om tot de conclusie te kunnen komen dat klager onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie. Weliswaar kan een incidentele gedraging zodanig ernstig zijn dat dit, ondanks ander, groen gescoord gedrag, zwaarwegend genoeg is voor degradatie, maar van een zodanige ernst is in dit geval onvoldoende gebleken. De bestreden beslissing dient dan ook als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt deze vast op € 30,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 5 november 2019.

 

                            secretaris                                      voorzitter

Naar boven