Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2939/GA, 06 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

nummer:          R-19/2939/GA

betreft: [klager]                                               datum: 6 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 februari 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft schade aan klagers telefoon (AR 2019/023). De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat niet bewezen kan worden dat zijn telefoon in de p.i. Alphen kapot is gegaan. Volgens klager zou het niet uit moeten maken of het defect aan zijn telefoon in de p.i. Alphen of in de p.i. Veenhuizen is ontstaan, aangezien hij van overheidswege gedetineerd is en hij de overheid als één en ondeelbaar beschouwt. De schade is ontstaan in een instelling van de overheid, terwijl het toestel gaaf was toen het destijds in beslag werd genomen door de politie. Klager vraagt niet om een nieuw toestel, maar om een reparatie of een tegemoetkoming in de reparatiekosten. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is geen sprake van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het is vervelend voor klager dat zijn telefoon beschadigd is geraakt tijdens zijn detentie, maar – zoals klager zelf ook aangeeft – het is niet vast te stellen wanneer en waar dit is gebeurd.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie merkt op dat bewaring van in de fouillering opgeslagen goederen onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt zodat het normaal gesproken dan ook klachtwaardig is als er schade ontstaat tijdens de bewaring. In onderhavig geval heeft klager echter van begin af aan te kennen gegeven dat hij niet weet waar zijn telefoon kapot is gegaan. Het kan bij de politie zijn gebeurd, maar ook bij de p.i. Veenhuizen, tijdens het transport of bij de p.i. Alphen. Nu niet kan worden vastgesteld wanneer de telefoon kapot is gegaan, kan niet worden gesteld dat dit onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de p.i. Alphen dient te vallen. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat hier sprake is van een beslissing van de directeur van de p.i. Alphen, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met verbetering van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 6 november 2019.     

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven