Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2699/TB, 05 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2699/TB

betreft: [klager]                                    datum: 5 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 17 juli 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en, namens verweerder, […] en […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: FPC Van Mesdag).

2.         De feiten

Klager was aanvankelijk terbeschikkingstelling (tbs) onder voorwaarden opgelegd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 15 december 2012 is alsnog klagers verpleging van overheidswege in het kader van de tbs gelast. Klager verbleef sinds 8 oktober 2014 in FPC De Kijvelanden te Poortugal. Op 6 juli 2018 heeft FPC De Kijvelanden verzocht klager de EVBG-status (Extreem Vlucht- en/of Beheersgevaarlijk) te verlenen en over te plaatsen naar een ander FPC. Verweerder heeft op 17 juli 2018 beslist klager over te plaatsen naar FPC Van Mesdag. Deze overplaatsing is op 19 juli 2018 gerealiseerd. Bij uitspraak van 14 januari 2019 heeft de beklagcommissie bij FPC Van Mesdag klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht over zijn plaatsing in laatstgenoemd FPC en de klacht ter verdere behandeling als beroep doorgezonden naar het secretariaat van de Raad.

3.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is er ingeluisd. Destijds is hem gevraagd of hij in de separeerkamer of op de afdeling Olivijn wilde verblijven. Hem is niet gezegd dat hij naar FPC Van Mesdag zou worden overgeplaatst als hij niet op de afdeling Olivijn wilde verblijven. Als hij niet had gezegd dat hij niet op die afdeling wilde verblijven, zou hij niet zijn overgeplaatst. Zijn grootste bezwaar tegen zijn overplaatsing naar FPC Van Mesdag is gelegen in het feit dat zijn familieleden hem vanwege de reisafstand niet kunnen bezoeken. Vanwege de ziekte van zijn moeder is klager vier maal naar zijn moeder gebracht om haar te bezoeken. Klager meent dat men hem in FPC Van Mesdag wil houden. Het klopt dat het op zich nu beter met hem gaat, maar hij is er op tegen dat hij depotmedicatie onder dwang krijgt toegediend. Hij wil in zijn regio geplaatst worden en daarom echt terug naar FPC De Kijvelanden. Al zijn familieleden zijn woonachtig in Zoetermeer en Maasbroek. Zijn moeder is op 20 oktober 2019 helaas overleden. Zijn zus neemt het contact over dat zijn moeder met klager had, maar heeft geen rijbewijs. Zijn zwager is aan zijn knie geopereerd waardoor hij alleen maar korte ritten kan rijden. Er heeft niet alleen trammelant in FPC De Kijvelanden plaatsgevonden. Klager heeft daar ook vrienden en het is daar vertrouwd voor hem. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klager kan niet in zijn beroep worden ontvangen. Het klaagschrift, dat als beroepschrift is doorgezonden, is naar de verkeerde instantie gezonden en dateert van 22 augustus 2018. Als van ontvankelijkheid wordt uitgegaan, geldt dat de overplaatsingsbeslissing op goede gronden is genomen. Verwezen wordt naar het overplaatsingsverzoek van De Kijvelanden. Vanaf april 2018 was sprake van oplopende spanningen bij klager en lukte het niet hem te stabiliseren. Er heeft een aantal incidenten plaatsgevonden en voor klager is de EVBG-status aangevraagd. In FPC De Kijvelanden was plek op de afdeling Olivijn, maar klager wilde daar pertinent niet naar toe en dreigde met agressie als hij daar wel geplaatst zou worden. Een plaatsing van klager op die afdeling tegen zijn zin werd daarom contra-geïndiceerd geacht en om die reden is verzocht klager over te plaatsen. In FPC Van Mesdag was als eerste een plek op een EVBG-afdeling beschikbaar voor klager. De toegekende EVBG-status is inmiddels op 1 oktober 2019 beëindigd. Klager verblijft nu op een reguliere afdeling in FPC Van Mesdag.
Gelet op het tijdsverloop en de inmiddels positieve ontwikkeling bij klager in FPC Van Mesdag is het de vraag welk belang er is om klager nu nog terug te plaatsen naar FPC De Kijvelanden.

4.         De beoordeling

Ontvankelijkheid 

Op grond van de stukken staat het volgende vast. De Raad heeft op 19 juli 2018 een op 17 juli 2018 gedateerd formulier TA-beroepschrift voor het instellen van beroep tegen een uitspraak van de beklagcommissie met nummer 120/0042-TAB 2.5 ontvangen, waarin klager onder meer aangeeft dat hij in FPC De Kijvelanden wil blijven. Dit formulier is niet als beroep in behandeling genomen op de grond dat volgens de secretaris van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden in 2017 en 2018 geen uitspraak is gedaan onder het door klager genoemde kenmerk 120-0042. Het door klager gemelde kenmerk 120/0042-TAB 2.5 staat evenwel links bovenin de bestreden overplaatsingsbeslissing van verweerder van 17 juli 2018 vermeld.  Aannemelijk is derhalve dat klager het onjuiste formulier voor het indienen van een TB beroep tegen een (over)plaatsingsbeslissing van verweerder heeft gebruikt, waardoor door de Raad niet is onderkend dat klager op 17 juli 2018 beroep beoogde in te stellen tegen de ministeriële overplaatsingsbeslissing. In zijn klaagschrift van 24 juli 2018, dat door de beklagcommissie bij FPC Van Mesdag op 22 augustus 2018 is ontvangen, maakt klager ook melding van het feit dat hij op 17 juli 2018 verweer tegen zijn overplaatsing naar FPC Van Mesdag heeft ingediend. Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang en verband beziend, komt de beroepscommissie tot de conclusie dat klager heeft beoogd op 17 juli 2018 een beroepschrift tegen de overplaatsingsbeslissing in te dienen en dus wel tijdig beroep heeft ingesteld.

Inhoudelijk

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden diende verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang van 2016 onderscheidenlijk 13 juli 2018 is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio, tenzij  voor zover hier van belang  de ter beschikking gestelde behoort tot de bijzondere doelgroep van tbs gestelden met de EVBG-status. Deze tbs-gestelden kunnen enkel worden geplaatst in de FPC’s De Kijvelanden, Van Mesdag of de locatie Vught van de Pompestichting en Veldzicht. Uit de stukken komt naar voren dat klager vanaf 8 oktober 2014 in de regio van zijn netwerk was geplaatst in FPC De Kijvelanden maar dat die instelling verweerder op 6 juni 2018 heeft verzocht klager de EVBG-status te verlenen en hem over te plaatsen naar een FPC met een afdeling voor tbs-gestelden met een EVBG-status. Dit, in verband met ernstige incidenten die in FPC De Kijvelanden jegens het personeel hadden plaatsgevonden. FPC De Kijvelanden achtte het niet meer geïndiceerd klager te separeren maar achtte het wel noodzakelijk klager op een afdeling voor zeer intensieve zorg, de afdeling Olivijn, te plaatsen. Klager wilde dat pertinent niet, waardoor FPC De Kijvelanden bij een geforceerde plaatsing op de afdeling Olivijn een zeer verstoorde samenwerking en nieuwe incidenten jegens het personeel verwachtte. Gelet op het genoemde beleidskader en de relevante feiten en omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen klager naar FPC Van Mesdag over te plaatsen. Deze instelling had ten tijde van de bestreden beslissing als enig FPC plek voor klager op een afdeling voor zeer intensieve zorg. Terugplaatsing van klager in FPC De Kijvelanden ligt, gegeven de door klager in die inrichting in 2018 veroorzaakte ernstige incidenten jegens het personeel, niet in de rede. Los daarvan is ook niet gebleken van een behandelinhoudelijk argument voor overplaatsing vanuit FPC Van Mesdag. Inmiddels is klagers EVBG-status opgeheven en verblijft klager in FPC Van Mesdag op een reguliere behandelafdeling. Het is aan de instelling te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn familie en eventueel overig netwerk daarbij wordt betrokken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. Lookeren Campagne, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 5 november 2019.            

 

            secretaris                                 voorzitter        

 

Naar boven