Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2403/JA, 30 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2403/JA

betreft: [klager] datum: 30 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 14 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1986], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 september 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2003, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord klager en namens de directeur van Den Engh [...], senior beleidsmedewerker en fungerend als adjunct-directeur,[...], procesbegeleider en [...], groepsopvoeder.
Nadien is van directiezijde nog nadere schriftelijke informatie verstrekt, welke aan klager ter kennis is gebracht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering van een groepsleider om klager op een bepaalde dag een derde zuigtablet te verstrekken.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Omdat hij last van zijn keel had gekregen was via de groepsleiding een speciale afspraak gemaakt met de verpleegkundige [...] om hem entwee andere jongens te onderzoeken. De verpleegkundige heeft bij die gelegenheid met een stokje in zijn keel gekeken. Ze concludeerde dat deze niet ontstoken was en adviseerde hem zuigtabletten te gebruiken, zo’n 5 à 6 per dag. Zegaf hem een doosje met die tabletten, welke hij volgens de regels aan de groepsleiding heeft afgegeven. Sindsdien had hij die tabletten al twee dagen gebruikt, steeds 5 à 6 per dag. Op de bewuste dag – hij verbleef toen in eensubgroep – vroeg hij vanweze de pijn in zijn keel weer om een zuigtablet, nadat hij die dag er al twee had ingenomen. Dit werd hem geweigerd. Toen hij naar de reden daarvan vroeg, kreeg hij in eerste instantie geen antwoord envervolgens als reactie dat hij niet moest zeuren. Hierop is hij weggegaan; ten onrechte is daaromtrent gemeld dat hij boos was en is gaan schelden. Later die dag verbleef hij weer in de normale groep, waar hij desgevraagd meteenweer een keelpastille kreeg.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had op de bewuste dag al enkele keeltabletten Trachitol gekregen, reden waarom zijn verzoek om een volgende tablet isafgewezen. Deze keeltabletten, die worden gezien als medicatie, waren niet door de medische dienst voorgeschreven. Dit is al gecheckt, doch zal ook nog worden nagegaan bij de waarnemend verpleegkundige.
Op elke groep staat wel een doosje Trachitol. Deze keelpastilles worden behoorlijk lekker gevonden en er wordt veel om gevraagd. Het gaat echter om medicatie, waarvan het gebruik dient te worden vergeleken met aspirines; dejeugdigen moeten daarmee leren omgaan. Alleen als verstrekking ervan door de medische dienst geïndiceerd is, wordt in de ochtend, de middag en de avond een tablet verstrekt. Voorzover klager al een doosje met die pastilles van deverpleegkundige in handen heeft gekregen, kan dat niet anders dan voor algemeen gebruik zijn bestemd. In die periode hadden veel jeugdigen keelklachten, de keelpastilles raakten dan ook snel op. Het is niet toegestaan medicatie ofetenswaren op de kamer te hebben. Toen klager op de bewuste dag voor de derde keer om een keeltablet vroeg is hem dat, overeenkomstig het terzake gevoerde beleid, terecht geweigerd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag overweegt de beroepscommissie als volgt. Aannemelijk is geworden dat het de jeugdigen niet is toegestaan om voorwerpen van medicinale aard, al dan niet voorgeschreven door demedische dienst, op hun kamer te houden. Verstrekking van door de arts voorgescheven medicatie of van middelen die zonder recept via apotheek of drogist verkrijgbaar zijn, zoals de onderhavige zuigtabletten Trachitol, geschiedtsteeds door een personeelslid van de desbetreffende groep. Dit desgevraagd al dan niet uitreiken van een dergelijk middel is een namens de directeur genomen beslissing waartegen de jeugdige op de voet van artikel 65 e.v. Bjj beklagkan doen. In zoverre treft het beroep reeds doel dat klager alsnog in zijn beklag zal worden ontvangen.

Voor het beantwoorden van de vraag of de klacht al dan niet gegrond is, is mede van belang of het gevraagde middel door of namens de inrichtingsarts is voorgeschreven. Klager heeft in dit verband aangevoerd dat de aan de inrichtingverbonden verpleegkundige hem desgevraagd heeft onderzocht en hem vervolgens keeltabletten heeft gegeven, die hij zonodig meermalen daags zou moeten gebruiken. De schriftelijke verklaring d.d. 27 november 2003 die daaromtrent doorde verpleegkundige van de medische dienst van de inrichting is verstrekt houdt het volgende in. Noch in het medisch dossier van klager, noch bij navraag aan de collega-verpleegkundige die waarneemt bij afwezigheid en wier naamklager heeft genoemd, is kunnen blijken dat aan klager Trachitol-tabletten op medische gronden zijn voorgeschreven. In de maanden juli en/of augustus 2003 zijn er wel diverse medische contacten met klager geweest, doch dezebetroffen andere zaken.
Aannemelijk is geworden dat de aangevochten weigering tot verstrekking van een zuigtablet is geschied nadat klager eerder die dag reeds twee tabletten waren verstrekt, terwijl het kennelijk nog (lang) geen avond was. Nu voorts nietis gebleken dat de verstrekking van (meer) keeltabletten medisch geïndiceerd was en het uitreiken van tabletten aan klager plaatsvond overeenkomstig het terzake gevoerde beleid, kan de onderhavige weigering naar het oordeel van deberoepscommissie, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 30 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven