Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2188/GA, 29 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2188/GA

betreft: [klager] datum: 29 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 september 2003 gedateerd en op 15 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomenberoepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 september 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat aan klager op 4 augustus 2003 geen arbeid is aangeboden en dat daarvoor geen compensatie is verleend in de vorm van één uur extra recreatie of persoonlijke verzorging.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Door een personeelstekort wordt aan klager geen arbeid aangeboden. Hierdoor wordt hij gekort op de uren buiten de cel. Hiervoor wilhij een vergoeding ontvangen, bijvoorbeeld door extra recreatie of persoonlijke verzorging. Op 10 en 11 september 2003 heeft hij weer geen arbeid gekregen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in
beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 47, eerste lid, Pbw bepaalt dat de gedetineerde recht heeft op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Ten aanzien hiervan rust op de directeur een zekere zorgplicht. Uit het verweerschrift van de directeur d.d.19 augustus 2003 voor de beklagrechter blijkt dat door verlof en/of ziekte de metaalarbeid incidenteel uitvalt. De beroepscommissie is van oordeel dat het incidenteel uitvallen van de arbeid geen schending van bedoelde zorgplichtvan de directeur oplevert. Uit de stukken is verder gebleken dat klager vanwege het uitvallen van de arbeid het loon doorbetaald heeft gekregen. Dit is in overeenstemming met artikel 5, aanhef en onder c, Regeling arbeidsloongedetineerden. Daarnaast wordt bij uitval van de arbeid, door de directeur ter tegemoetkoming een half uur “benen strekken” verleend. De beslissing van de directeur om aan klager geen één uur extra recreatie en persoonlijkeverzorging toe te kennen is niet onredelijk of onbillijk. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan dievan de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 29 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven