Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2833/GV, 24 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2833/GV

betreft: [klager] datum: 24 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Het – negatieve – gedrag dat klager in de vorige inrichting heeft laten zien, heeft hij niet laten zien in de inrichting waar hij nu verblijft. Hier komt bij dat zowel de inrichting alsde politie positief heeft geadviseerd op klagers verlofaanvraag. Het verlof wil klager benutten om zijn zieke moeder bij te staan.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers eerste verlofaanvraag werd afgewezen in verband met drugsgebruik. De tweede verlofaanvraag werd afgewezen, omdat klager personeel in het h.v.b. Almere-Binnen had bedreigd. Op 21 augustus 2003 is klager overgeplaatst naar dejovo-gevangenis te Zutphen. Na twee maanden verzoekt de directeur van deze inrichting klager opnieuw over te plaatsen. Klager probeerde personeel tegen elkaar uit te spelen en vertoonde opruiend, intimiderend en negatief gedrag. Op17 oktober 2003 was hij betrokken bij een vechtpartij met een medegedetineerde, waarbij gebruik werd gemaakt van scherpe voorwerpen. Aan klager werd een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Viahet h.v.b. Almere-Binnen, waar klager ter herselectie was geplaatst, is klager op 18 november 2003 geplaatst in de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen De Schie te Rotterdam, hierna de jovo-gevangenis De Schie.
De Minister acht het, gelet op het vorenstaande, onverantwoord klager verlof toe te staan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de jovo-gevangenis De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie te Amsterdam acht het richting maatschappij en slachtoffer onverantwoord om klager met algemeen verlof te laten gaan.
De politie te Diemen heeft geen bezwaar tegen het toestaan van het gevraagde verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat twee gevangenisstraf met een totale duur van zesentwintig maanden met aftrek, wegens diefstal waarbij zwaar geweld is toegepast. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 maart 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich tijdens zijn detentie zodanig heeft gedragen dat hij vijf maal een disciplinaire straf heeft gekregen en twee maal is overgeplaatst, laatstelijk eind oktober 2003. Dit gedrag vormt eenvoldoende contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigt een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 24 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven