Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2706/GV, 24 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2706/GV

betreft: [klager] datum: 24 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 26 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, gedateerd 23 november2003, van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Er zou sprake zijn van meerdere slachtoffers, terwijl voor de rechtbank bewezen isdat klager één slachtoffer gemaakt zou hebben. Voor wat betreft het tweede slachtoffer is klager niet gedagvaard. Ondanks dat klager zichzelf onschuldig acht en veroordeeld is, is het slachtoffer uit huis geplaatst omdat haar moederpsychisch niet in staat was om voor haar te zorgen. Doordat het slachtoffer nu ergens in een pleeggezin is ondergebracht, is er geen mogelijkheid of kans op recidive. Klager is niet onderworpen aan een psychologisch of psychiatrischonderzoek, waaruit zou blijken dat er gevaar voor recidive zou zijn. Dit vond de rechtbank niet nodig. Hieruit kan begrepen worden dat de rechtbank het recidivegevaar niet hoog heeft ingeschaald. Ook het voorlichtingsrapport van dereclassering bevat geen advies voor therapie gerelateerd aan de telastgelegde feiten. De inrichting heeft een goed advies gegeven met betrekking tot verlofverlening. Zij hebben klager al een hele tijd binnen de inrichtingmeegemaakt. Klagers verlofaanvraag is van belang in verband met zijn op hand zijnde invrijheidstelling op 7 mei 2004 en zijn mogelijke deelname aan een penitentiair programma in januari 2004. Klager wenst zijn toekomstige werk,vrije tijd en sociale contacten voor te bereiden. Klager is niet van plan om naar [...] te Waalwijk te gaan. De slachtoffers verblijven buiten Waalwijk.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor een zedendelict. Twee van zijn stiefdochters hebben aangifte tegen hem gedaan. De maatschappelijke onrust van dit soort delicten moge duidelijk zijn. Klager geeft aan in zijn brief dat de slachtoffers uithuis zijn geplaatst. Dit is een teken dat hij wel degelijk belangstelling heeft voor wat er gebeurt met zijn stiefdochters. Dat er bij klager geen uitspraak kan worden gedaan over recidivegevaar wordt veroorzaakt door het feit datklager geen medewerking heeft verleend aan onderzoek. Zelfs wanneer klager verblijft op een afdeling beschermd wonen, waar pré-therapie wordt gegeven, weigert hij daaraan deel te nemen. Tevens is het openbaar ministerie negatief ende politie heeft ook geen vertrouwen in een goed verloop van zijn verlof op het opgegeven verlofadres.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Breda heeft in verband met het gedrag van klager in de inrichting positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft geadviseerd, gelet op de kans op ongewenst contact van klager met het slachtoffer en/of familie van het slachtoffer, om het verzoek af te wijzen.
De politie district Oosterhout heeft aangegeven dat het mogelijk zou kunnen zijn dat klager een bezoek aan zijn (ex?) vriendin zal brengen en dat het niet onmogelijk dat de slachtoffers op bezoek bij haar zijn of dat klager beideslachtoffers in Waalwijk tegen zal komen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 7 mei 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Klager is veroordeeld voor zedendelicten gepleegd met een kind jonger dan twaalf jaar. Door de politie en het openbaar ministerie is negatief geadviseerd in verband met de mogelijkheid van ongewenst contact met het slachtoffer.Gebleken is echter dat het slachtoffer niet in dezelfde plaats verblijft als waar klager zijn verlof wenst door te brengen. Gelet op klagers v.i.-datum, die in de nabije toekomst ligt, en diens positieve gedrag in de inrichting, isde beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. Om confrontatie met het slachtoffer of haar moeder te vermijden kan dit als bijzondere voorwaarde bij het verlofworden opgelegd. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dientde bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijnte maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven