Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4519/GB, 21 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:           R-19/4516/GB

Betreft:  [klager]                                                           datum: 21 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.R. Koopman, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 19 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.           De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2.           De feiten

Klager is sinds 11 juli 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Grave.

3.           De standpunten

3.1.        Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager wenst te worden overgeplaatst naar een p.i. in de regio waar zijn vrouw en kinderen woonachtig zijn en meent dat een uitzondering dient te worden gemaakt op het bepaalde in artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Zijn voorkeur gaat dan ook uit naar de p.i. Nieuwegein. Het is voor zijn gezin, dat woonachtig is in Utrecht, zeer lastig om hem te kunnen bezoeken. Afgezien van de lange reisafstand, kampt een van zijn kinderen met wagenziekte, hetgeen de reis naar zijn vader onmogelijk maakt. Het voorgaande blijkt uit de verklaring van de huisarts. Het is gelet op die verklaring niet duidelijk dat nog een onderzoek dient te worden ingesteld door de medisch adviseur. De reistijd vanaf het huisadres bedraagt ruim een uur. Klagers partner is daarom slechts eenmaal met hun jongste zoon op bezoek geweest. De zoon die aan wagenziekte lijdt is, sinds klager is gedetineerd, nog niet bij hem op bezoek geweest. De reistijd naar de p.i. Nieuwegein bedraagt slechts een kwartier. De bezoektijden in de p.i. Nieuwegein zijn voorts gunstiger. De afstand en reistijd naar de rechtbank Arnhem tussen enerzijds de p.i. Nieuwegein en anderzijds de p.i. Grave verschillen voorts niet zoveel van elkaar, dat dit maakt dat zijn verzoek afgewezen moet worden. De extra vervoerskosten zijn derhalve minimaal. Daarom dient klagers belang zwaarder te wegen.

3.2.        Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is preventief ingesloten voor het arrondissement Oost-Nederland. Plaatsing in de p.i. Grave is derhalve een goede regionale plaatsing. De p.i. Nieuwegein is bedoeld voor gedetineerden die preventief gehecht zijn voor het parket Midden-Nederland. Wat betreft de wagenziekte van zijn zoon kan klager aan zijn casemanager kenbaar maken dat hij een medisch onderzoek door de medisch adviseur wil laten instellen. Medische verklaringen zullen worden getoetst door een medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Bezoekproblemen zijn, behoudens bijzondere omstandigheden, inherent aan het ondergaan van detentie en vormen geen selectiecriterium.

4.           De beoordeling

4.1.        Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.        Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging, mits dit h.v.b. is toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder omstandigheden worden afgeweken. Klager is ingesloten voor het arrondissementsparket Oost-Nederland, maar hij verblijft nabij dit arrondissement in het aanpalende arrondissement Oost-Brabant in de p.i. Grave. Hij heeft verzocht om overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein in verband met bezoekproblemen die zijn gezin, mede vanwege de wagenziekte van zijn zoon, ondervindt.

4.3.        De beroepscommissie leidt uit de stukken af dat klager bij zijn verzoek kennelijk een ongedateerde doktersverklaring heeft overgelegd. De beroepscommissie stelt vervolgens vast dat namens klager in beroep - alsnog - een gedateerde (19 augustus 2019) verklaring van de huisarts is overgelegd. Uit deze verklaring blijkt dat klagers oudste zoon bekend is met wagenziekte (reisziekte). Namens klager is onweersproken gesteld dat zijn partner en zijn jongste zoon slechts eenmaal op bezoek zijn geweest en dat zijn oudste zoon zijn vader niet heeft bezocht in de inrichting. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en in het licht van de namens klager toegelichte persoonlijke belangen bij een overplaatsing, is de bestreden beslissing onvoldoende toereikend gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5.           De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 21 oktober 2019.

 

  secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven