Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4441/GA, 28 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4441/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 28 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door   [Klager], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 8 augustus 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.   Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2019, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, in aanwezigheid van […], stagiaire bij de p.i. Vugt. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze is opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 8 augustus 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Door klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt schriftelijk toegelicht. Aan klager zou zijn toegezegd dat hij overgeplaatst zou worden naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG). Klager is daar nog steeds niet geplaatst, vanwege een tekort aan cellen. De directeur heeft de bestreden beslissing – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Nadat de a-dwangbehandeling werd toegepast, ging klager vrij snel over tot vrijwillige inname van zijn orale medicatie. Klager stabiliseerde vrij snel en is toen overgeplaatst naar de BPG.

3.         De beoordeling

Hetgeen de directeur heeft toegelicht is niet bepalend voor het hierna volgende oordeel, aangezien in beroep het destijds opleggen van de bestreden beslissing van de directeur aan de orde is. Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw, zich voordoet. Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater, tevens uittreksel van klagers behandelplan, en de verklaring van de tweede psychiater, die klager met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, stelt de beroepscommissie – zakelijk weergegeven – het volgende vast. Bij klager was sprake van een psychotisch toestandsbeeld dat met name gepaard ging met paranoïdie, wanen, akoestische hallucinaties en verhoogde associativiteit. Daarnaast was sprake van forse ontremming en decorumverlies. Verder vertoonde klager grensoverschrijdend en dreigend agressief gedrag. Klager gaf aan dat vrouwen die met hun ogen knipperen gevaarlijk zijn, dat het personeel in de inrichting het slecht met hem voorheeft en dat hij meerdere personen in zich heeft. Klager zou in de separeercel contact hebben gehad met zijn moeder. Klager was in gesprekken zeer moeilijk te volgen. Dat kwam doordat zijn gedachtegang chaotisch was, maar ook door het feit dat klager voortdurend op woorden associeerde. Hij deed dat veelal in rijmvorm. Voorts spuugde klager tegen het raampje van zijn luik en zei hij dat hij uit zijn cel wilde, waarbij hij schold. Toen daarvoor aan klager een rapport werd aangezegd begon hij tegen de deur te slaan en te schoppen waarop het luikdeurtje open ging en het personeel de deur zag bewegen. Ook bedreigde hij de directeur met fysiek geweld en besmeurde hij meerdere malen de separeercel met ontlasting. Klager liet seksueel ontremd gedrag zien. Klager masturbeerde veelvuldig voor de camera en deed dit ook als hij in gesprek was met de psychiater. Klager plakte zijn camera af, waarbij hij aangaf dit te doen omdat hij zichzelf wilde bevredigen voor zijn vriendin. Na de start met medicamenteuze behandeling is de ontremming enigszins afgenomen. De verwachting was dat langduriger behandeling nodig is om verdere stabilisatie en vermindering van de psychotische symptomen te realiseren. Klager toonde geen ziekte-inzicht en geen ziektebesef. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder was voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen (zoals genoemd in artikel 46a van de Pbw) veroorzaakte en dat, zonder een geneeskundige behandeling, dit gevaar niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldeed aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. M. Keppels en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 28 oktober 2019.       

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven