Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4231/GV, 31 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:   R-19/4231/GV

betreft:     [klager]                                                                              datum: 31 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) is niet gebaseerd op het meeste recente reclasseringsadvies van 14 juni 2019. Nu de reclassering ten aanzien van detentiefasering positief heeft geadviseerd, kan de stelling van het OM dat de reclassering geen begeleidingsmogelijkheden meer ziet niet worden gevolgd. Anders dan het OM, hebben de vrijhedencommissie, de politie en de reclassering wel positief geadviseerd over het verlenen van vrijheden. Klager vertoont goed gedrag in de inrichting en verblijft in het plusprogramma. Ook tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van viereneenhalve maand, heeft hij zich aan de hem opgelegde voorwaarden gehouden. Het is van belang dat aan klager verlof wordt verleend, omdat hij samen met zijn vader een bedrijf runt en zijn moeder onlangs een hartinfarct heeft gekregen. De Minister heeft met deze omstandigheden onvoldoende rekening gehouden. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De informatie uit het reclasseringsadvies is immer relevant, omdat de reclasseringstoezichten tot op heden tot niets hebben geleid. Daarom is klager onbetrouwbaar in het nakomen van afspraken. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een locatiegebod. Ook dient klager nogmaals negatief te scoren bij een urinecontrole.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), nu uit de aanvraag niet blijkt voor welke vorm van vrijheden advies is gevraagd. Op grond van het reclasseringsadvies van 12 oktober 2018 en 13 november 2018 is het verlenen van vrijheden onverantwoord. Bij klager is sprake van een licht verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, middelengebruik en een uitgebreide justitiële documentatie. Aangezien eerder (voorwaardelijke) veroordelingen en reclasseringsbemoeienissen niet tot gedragsverandering of risicobeperking hebben geleid, is klager onbetrouwbaar in het nakomen van afspraken. De reclassering ziet niet langer mogelijkheden voor begeleiding en behandeling. Bovendien is klager nog niet onherroepelijk veroordeeld. Het verlenen van algemeen verlof staat op gespannen voet met de gronden waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd en interfereert met de beslissingsbevoegdheid van het hof ten aanzien van de voorlopige hechtenis. Het verlenen van vrijheden tijdens de voorlopige hechtenis is niet aan de maatschappij en de slachtoffers uit te leggen. Van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan algemeen verlof zou kunnen worden verleend is geen sprake. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden met aftrek, wegens poging tot zware mishandeling, bedreiging met zware mishandeling en afpersing in vereniging. Tegen dit vonnis heeft hij hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is bepaald op 15 februari 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Aan deze afwijzing ligt het reclasseringsadvies van 14 juni 2019 ten grondslag, dat informatie bevat over de bij klager aanwezige risico’s en behandelmogelijkheden. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Klager vertoont positief gedrag in de inrichting en verblijft in het plusprogramma. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een locatiegebod. In het kader van klagers re-integratietraject adviseert de reclassering tot het geleidelijk toekennen van vrijheden, in de vorm van een verblijf in een b.b.i. alvorens klager eventueel naar een zeer beperkt beveiligde inrichting en een penitentiair programma te laten doorfaseren. Tegen deze achtergrond, mede in het licht van klagers beperkte strafrestant, heeft de Minister de afwijzing van de verlofaanvraag onvoldoende gemotiveerd. Vanwege dit motiveringsgebrek, zal het beroep gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing en de Minister niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, aangezien klager – volgens zijn registratiekaart – inmiddels in een inrichting verblijft waar hij regimair verlof krijgt en niet langer voor algemeen verlof in aanmerking komt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 31 oktober 2019.

 

                        secretaris                                                    voorzitter

Naar boven