Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4160/GV, 21 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4160/GV

betreft: [klager]                                                           datum: 21 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. B. Hartman, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 28 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de onderliggende stukken.  De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Bij de beoordeling zijn de beginselen van zorgvuldigheid niet in acht genomen, waardoor de afwijzende beslissing is genomen op grond van onjuiste/vertekende informatie. Voorafgaand aan zijn overplaatsing heeft klager een intensief traject van zo’n vier maanden doorlopen bij een verslavingskliniek, waar hij volledig abstinent is geraakt. Gedurende klagers verblijf in de penitentiaire inrichting Nieuwegein heeft klager dertien urinecontroles ondergaan, waarvan hij één enkele keer positief heeft gescoord. In die periode had hij een celgenoot die veel blowde op cel. Dat is de reden dat hij THC heeft binnengekregen, hetgeen heeft geleid tot een positieve urinecontrole. Dat klager zelf geen softdrugs heeft gebruikt, wordt bevestigd door zijn celgenoot. Voorts wordt opgemerkt dat er nog nooit een geweldssituatie is geweest tussen klager en zijn partner. Hij herkent het geschetste beeld dan ook niet. Opvallend is dat dit kennelijk een zorgenpunt van de politie betreft, terwijl die omstandigheid niet in de weg staat aan het geven van een positief advies. De politie spreekt verder over de mogelijkheid van maatschappelijke onrust, maar heeft ook dit punt op geen enkele manier in de weg laten staan aan het geven van een positief advies. Er is een uitgebreid verlofplan opgesteld, waarin alle betrokkenen zijn gekend. De zorgen die nu worden onderbouwd kunnen de twijfels/risicopunten onvoldoende onderbouwen. Gewezen wordt op klagers belang bij verlof, nu hij twee jonge kinderen heeft met wie hij een band hoopt op te bouwen. Gedurende zijn voorarrest heeft hij in een verslavingskliniek verbleven, waar hij eveneens verlof genoot. De redenen die nu worden aangevoerd, zijn onvoldoende redengevend om enige verlofmogelijkheid te weigeren, terwijl er zich gedurende dit verlof nooit enig incident heeft voorgedaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Op 15 juli 2019 is de preventieve hechtenis van klager voor onbepaalde tijd geschorst. Nu hij niet langer in detentie verblijft, kan hij niet langer worden ontvangen in zijn beroep. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van een gehalveerd algemeen verlof (30 uren) vanwege zijn druggebruik. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Er is sprake van een niet-onherroepelijke strafzaak. Het verlenen van vrijheden verdraagt zich niet met de voorlopige hechtenis. Van bijzondere omstandigheden is voorts geen sprake. Daarbij leidt het verlenen van vrijheden tot maatschappelijke onrust. Voorts is sprake van een hoog recidiverisico en kan het gevaar voor herhaling onvoldoende worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. De politie heeft bezwaar tegen verlofverlening op het adres van klager en zijn partner, omdat er spanningen zijn binnen de relatie en herhaling van geweld niet uit te sluiten valt. Van een veilige situatie voor klagers kinderen en zijn partner lijkt geen sprake te zijn. Een verlof in het weekend raadt zij af, vanwege het gebrek aan controle/bereikbaarheid van de betrokken instanties. Daarbij leidt verlofverlening vanwege de aard van het gepleegde delict mogelijk tot maatschappelijke onrust. De reclassering schat zowel het risico op recidive als het risico op letselschade hoog in. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een niet-onherroepelijk gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens geweldpleging tegen een politieambtenaar. Op 15 juli 2019 is de voorlopige hechtenis geschorst. De beroepscommissie merkt daarbij op dat de stelling van de Minister dat klager geschorst is en om die reden niet in zijn beroep kan worden ontvangen, niet juist is. Op 7 augustus 2019 is de voorlopige hechtenis, zo blijkt uit de in het dossier gevoegde registratiekaart, weer hervat. Zijn (fictieve) einddatum is vastgesteld op 28 juni 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Klager is veroordeeld wegens een ernstig geweldsdelict gepleegd onder invloed van alcohol. Er is sprake van problematisch alcoholgebruik. In dat kader heeft klager van 26 juni 2018 tot en met 25 oktober 2018 tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis voor een klinische behandeling van zijn alcoholproblematiek bij ‘De Wending’ verbleven. Uit de eindbrief volgt kort gezegd dat de behandeling over het algemeen positief is verlopen, maar nog niet geheel is afgerond. Een herplaatsing bij ‘De Wending’ geniet de voorkeur van de reclassering, nu daar een intensievere aanpak kan plaatsvinden van de meervoudige problematiek. Onderzocht wordt of een (her)plaatsing in het kader van een plaatsing ex artikel 43, derde lid, van de Pbw kan plaatsvinden. In het licht van voornoemde feiten en omstandigheden en de risico’s die verlofverlening volgens de reclassering met zich meebrengt, lijkt een re-integratietraject door middel van algemene verloven in dit stadium van klagers detentie nog niet aangewezen. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 21 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven