Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2617/GA, 21 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2617/GA

betreft: [klager]                                   datum: 21 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 december 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, ingegeven door de omstandigheid dat - ondanks een gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de beslissing klager te degraderen naar het basisprogramma (klachtnummer NM-2018-366) - niet (expliciet) op zijn verzoek aan hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de door hem ten onrechte in het basisprogramma doorgebrachte aantal uren is beslist, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw voormeld, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         Ten aanzien van de tegemoetkoming

De beklagrechter heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de beslissing klager te degraderen naar het basisprogramma (klachtnummer NM-2018-366), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager meent recht te hebben op een financiële tegemoetkoming, nu hij nadeel heeft geleden ten gevolge van de – onbevoegd genomen –  beslissing tot degradatie. Klager heeft hierdoor zes dagen onterecht in het basisprogramma verbleven. De directeur heeft als volgt gereageerd. De degradatiebeslissing is door hem genomen. De gedragingen die in de beslissing worden genoemd hebben in de p.i. Nieuwegein plaatsgevonden en om die reden is besloten een degradatiebeslissing op te maken. De beslissing is verlaat bij klager terecht gekomen, omdat de vrijhedencommissie ook nog een beslissing moest nemen. Omdat klager inmiddels in de p.i. Lelystad verbleef, was het aan de directeur van de p.i. Lelystad om de degradatiebeslissing over te nemen of niet. De directeur van de p.i. Lelystad heeft aangeven dat hij zich kon vinden in de overwegingen van de directeur van de p.i. Nieuwegein, reden waarom hij (de directeur van de p.i. Lelystad) de beslissing over heeft genomen en heeft uitgevoerd. Hiervoor kan de p.i. Nieuwegein niet verantwoordelijk worden gehouden, zodat de gevolgen daarvan ook niet voor rekening van de p.i. Nieuwegein zijn.

3.         De beoordeling

Tussen partijen is niet in geschil dat de directeur van de p.i. Nieuwegein niet bevoegd was om de degradatiebeslissing te nemen. Klager heeft mede als gevolg hiervan ten onrechte zes dagen in het basisprogramma verbleven. Gelet hierop, evenals de omstandigheid dat de directeur van de p.i. Lelystad niet in deze procedure is betrokken, ziet de beroepscommissie aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming van € 5,= ten laste van de directeur van de p.i. Nieuwegein.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van de Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,  op 21 oktober 2019.                      

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven