nummer: 03/1395/JA tegemoetkoming
betreft: [klager] datum: 23 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft andermaal kennis genomen van een op 19 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) ‘t Nieuwe Lloyd te Amsterdam,
gericht tegen een uitspraak d.d. 17 juni 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van
[...], geboren op 17 mei 1986, verder te noemen klager
alsmede van de overige stukken, waaronder thans ook de uitspraak d.d. 19 november 2003 van de beroepscommissie.
Bij genoemde uitspraak van de beroepscommissie is de beslissing van de beklagrechter betreffende klagers beklag tegen de disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, te weten de klagertoegewezen kamer, voor het resterende dagdeel tot de volgende ochtend gedurende de maaltijden, de pauzes en de avondrecreatie, bevestigd met wijziging van de gronden. Het beklag is in beroep gegrond verklaard op formele gronden, teweten wegens het niet-opmaken van een verslag, als bedoeld in artikel 54 Bjj, en de schending van de mededelingsplicht van artikel 62 Bjj.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld zijn standpunt over een aan klager toe te kennen tegemoetkoming mede te delen.
Bij brief van 4 december 2003 heeft het hoofd zijn visie hieromtrent kenbaar gemaakt.
1. De beoordeling
De beroepscommissie neemt het volgende in aanmerking:
Het hoofd van de inrichting heeft op nader omschreven gronden voorgesteld klager geen tegemoetkoming toe te kennen.
De beroepscommissie overweegt dat wettelijke vormvoorschriften door de directie dienen te worden nageleefd in het belang van de rechtspositie van de jeugdige. Indien wordt verzuimd deze voorschriften na te leven kan onzekerheid bijde jeugdige ontstaan, welke niet ongedaan is te maken. Derhalve dient aan klager een tegemoetkoming te worden toegekend. Omdat klager inmiddels in vrijheid is, kan hem niet anders dan een financiële tegemoetkoming worden toegekend.
De beroepscommissie zal, gelet op de aard van het vormverzuim en het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming vaststellen van € 2,50.
2. De uitspraak:
De beroepscommissie bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 2,50.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en prof. dr. N.W. Slot, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 23 december 2003.
secretaris voorzitter