Nummer: 03/1924/GB en 03/1976/GB
Betreft: [klager] datum: 11 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1975], verder te noemen klager,
gericht tegen respectievelijk op 15 juli 2003 en 18 juli 2003 genomen beslissingen van de selectiefunctionaris, die klager respectievelijk op 18 juli 2003 en 4 augustus 2003 zijn uitgereikt,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 24 november 2003 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissingen
1.1. De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond ongegrond verklaard.
1.2. De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis-unit van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 februari 2003 gedetineerd. Hij verbleef sinds 22 april 2003 in de gevangenis Maashegge te Overloon, een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Vanuit deze inrichting is klager op 2 juli 2003 terherselectie overgeplaatst naar het h.v.b. Roermond. Vervolgens is klager op 22 augustus 2003 overgeplaatst naar de gevangenis-unit van de locatie Dordtse Poorten, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
2.2. Klager heeft drie gevangenisstraffen van een maal 60 dagen en twee maal 14 dagen ondergaan, alsmede acht maal principale hechtenisstraf van in totaal 273 dagen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum viel op of omstreeks7 november 2003. Aansluitend ondergaat hij een hechtenis van 100 dagen, en dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 66 dagen op grond van de Wet Terwee te ondergaan.
3. De ontvankelijkheid van de beroepen
3.1. Op grond van artikel 73, tweede lid, Pbw wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep indient. Een na afloop van dezetermijn ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.
3.2. De beroepscommissie stelt vast dat klager op 18 juli 2003 heeft getekend voor ontvangst van de onder 1.1 genoemde beslissing op zijn bezwaar. Zijn beroepschrift dateert van 8 augustus 2003, derhalve na het verstrijken vanvoornoemde beroepstermijn en is op 14 augustus 2003 op het secretariaat van de Raad ontvangen. Klager heeft zijn beroepschrift derhalve te laat ingediend. De beroepscommissie is van oordeel dat klagers toelichting op dit verzuim,inhoudende dat hij zijn post steeds te laat ontvangt, niet kan leiden tot een ander oordeel. Klager kan om die reden niet in zijn beroep tegen de onder 1.1 genoemde beslissing worden ontvangen.
3.3. Onder de per fax ontvangen stukken van de selectiefunctionaris bevindt zich een exemplaar van de onder 1.2. genoemde beslissing op klagers bezwaar, blijkens welke klager op 4 augustus 2003 heeft getekend voor ontvangst vandie beslissing. Klager heeft bij beroepschrift d.d. 8 augustus 2003 (een vrijdag), dat op 14 augustus 2003 (een donderdag) is ontvangen, tijdig daartegen beroep ingesteld. Klager kan derhalve in zijn beroep tegen de onder 1.2genoemde beslissing worden ontvangen.
Aan de orde is derhalve het beroep tegen de onder 1.2 genoemde beslissing.
4. De standpunten
4.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris uitgebreid toegelicht. Zakelijk weergegeven als volgt:
Door een fout van justitie is klager op 25 februari 2003 gearresteerd en in een h.v.b. te Arnhem geplaatst, hoewel hij eerder bericht had ontvangen dat hij als zelfmelder een oproep voor een beperkt beveiligde inrichting zouontvangen. Dit had negatieve gevolgen voor de toestand van zowel zijn vriendin, die eerder haar eerste man had verloren, als haar dochtertje van drie jaar. Hoewel klager uiteindelijk werd bericht dat hij op 22 april 2003 naarMaashegge zou gaan, bleef de toestand van zijn vriendin achteruitgaan. Om die reden is hem een maand strafonderbreking verleend. Op 25 juni 2003 moest klager terug naar de inrichting, maar hij mocht van een medewerkster van deinrichting 24 uur later terugkeren. Zijn vriendin was namelijk echter erg verward door het slikken van medicijnen. Zij wilde hem tijdens haar bezoek aan de buurvrouw op 26 juni 2003 niet zien. Hij heeft Maashegge gebeld, maar moestdie dag terugkomen naar de inrichting. Klager was radeloos. Hij wilde een eind aan zijn leven maken en heeft zijn ouders gebeld, die vervolgens de politie ingeschakeld hebben. Hij zag de politie bij zijn ouders thuis en is toen naarhet station gegaan om terug te keren naar Maashegge, maar is op verzoek van zijn ouders onderweg opgepakt door de politie en naar de inrichting gebracht omdat dat beter voor hem was.
Het is derhalve niet juist dat hij te laat van strafonderbreking zou zijn teruggekeerd. In de stukken van de selectiefunctionaris en met name de selectierapportage van Maashegge wordt voorts een onjuist beeld van zijn persoon enfunctioneren gegeven. Klager verwijst in dit verband onder meer naar de door hem overgelegde eindrapportage van de locatie Dordtse Poorten van 7 november 2000, waarin hij wordt beschreven als een rustige man, die vriendelijk wastegen zowel het personeel als zijn medegedetineerden.
Wel is juist dat hij, drie keer, later is teruggekeerd van verlof. Hij had al die keren echter schriftelijk bewijs van een conducteur dan wel een taxi-chauffeur met betrekking tot de reden daarvan. Klager heeft geen rapport gehadwegens het negeren van een afspraak met de tandarts. Hij had de leiding gemeld dat hij niet naar de tandarts zou gaan, omdat hij de dag erna met verlof ging en liever naar zijn eigen tandarts ging, hetgeen werd begrepen.
Van de gesloten inrichtingen heeft de locatie Dordtse Poorten zijn voorkeur in verband met bezoek. Zijn vriendin bezoekt hem daar, afhankelijk van hoe zij zich voelt, twee keer per maand. Ten behoeve van haar en haar dochtertje zouhij weer graag in een beperkt beveiligde inrichting geplaatst willen worden.
4.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor zover het beroep ontvankelijk is, zal het beroep ongegrond zijn. Klager heeft ruimschoots laten zien niet met verloffaciliteiten om te kunnen gaan en zich niet te kunnen houden aan afspraken in een beperkt beveiligdeinrichting.
Klager wordt in het selectievoorstel van de directie van Maashegge omschreven als een geslepen mannetje die de boel contstant loopt te bedonderen, waarbij het erg moeilijk is om te achterhalen wat precies de waarheid is. Klager iser een meester in om anderen op het verkeerde been te zetten. Hij toonde weinig interesse en kon niet zelfstandig werken. Klager kwam nog al eens te laat terug van weekendverloven, al dan niet met een gegronde reden. Hij heeftterzake een drietal rapporten opgelopen. Voorts heeft hij rapport gekregen vanwege het negeren van een afspraak met de tandarts. In verband met suicidegevaar bij zijn vriendin heeft klager ondermeer strafonderbreking gekregen,waarvan hij 25 juni 2003 moest terugkeren in Maashegge. Een dag later is hij echter door de politie naar Maashegge teruggebracht, daar hij met de politie in aanraking was gekomen. Naar aanleiding daarvan heeft Maashegge voorgesteldklager over te plaatsen naar een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Dienovereenkomstig is besloten klager over te plaatsen naar de locatie Dordtse Poorten. Klager heeft aangegeven dat hij met toestemmingvan een medewerkster van Maashegge later mocht terugkeren, maar in het selectievoorstel wordt daarover niets vermeld.
4.3. De politie Sliedrecht heeft in rapportage van 26 juni 2003, die door de selectiefunctionaris is toegezonden, de volgende verklaringen neergelegd.
De politie is op verzoek van de buurvrouw van klagers ex-vriendin in de ochtend van 26 juni 2003 naar de woning van die buurvrouw gegaan, omdat klager zonder toestemming die woning was binnengegaan om zijn daar verblijvendeex-vriendin te spreken, die klager niet wilde zien. Toen de politie arriveerde was klager al weg. Klager heeft vervolgens de politie gebeld en gemeld dat hij een einde aan zijn leven wilde maken en daartoe tachtig pillen hadgeslikt; klager verzocht de politie aan zijn ouders en vriendin door te geven dat dit zijn keuze was en dat hen niets viel te verwijten. De politie heeft klager, na ontvangst van meldingen over zijn mogelijke vindplaats en eenachtervolging te voet door circa tien man, ter bescherming tegen zichzelf aangehouden. Klager had een traject afgelegd waarbij hij twee maal over het spoor was gelopen en was uitgeput neergestort in een straat op hetindustrieterrein.
Uit telefonisch contact van de politie met Maashegge bleek dat klager op 26 juni 2003 in plaats van 25 juni 2003 mocht terugkeren van strafonderbreking, maar dat dat niet meer van toepassing was vanwege het feit dat hij wasaangehouden door de politie. De politie heeft klager vanwege zijn toestand zelf teruggebracht naar Maashegge.
5. De beoordeling
5.1. De gevangenis-unit van de locatie Dordtse Poorten is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
5.2. De op de onder 4.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 5.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris, mede gelet op de onder 4.3 vermelde rapportage van de politie, inredelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager heeft laten zien niet met verloffaciliteiten om te kunnen gaan.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over het belang van zijn verblijf in een beperkt beveiligde inrichting met het oog op de toestand van zijn vriendin en haar dochtertje, is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnenkomen.
6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep tegen de onder 1.1 genoemde beslissing.
Zij verklaart het beroep tegen de onder 1.2 genoemde beslissing ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 december 2003
secretaris voorzitter