nummer: 03/2251/GA
betreft: [klager] datum: 11 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis Veenhuizen,
gericht tegen een uitspraak d.d. 15 september 2003 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 december 2003, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de gevangenis Veenhuizen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gebrek aan variatie in de in de gevangenis Veenhuizen aangeboden voeding.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik ben van mening dat er voldoende variatie zit in de aangeboden voeding. Ik verwijs daarvoor naar de door mij overgelegde menulijsten van de weken 35 t/m 38. Klager is allergisch voor eieren en rundvlees. Wanneer die voeding op hetmenu staat, krijgt hij een alternatief. Voor het overige krijgt hij het gewone menu. Het alternatief kan bestaan uit vis, maar dat hoeft niet per definitie zo te zijn. Klager stelt nu dat hij het eten in zijn algemeenheid niet goedvindt en noemt als voorbeeld dat hij groente in combinatie met een bepaalde saus niet lekker vindt. Daar gaat het nu niet om. Het gaat nu om de variatie in het aangeboden voedsel. Ik blijf zeggen dat de inrichting daar zorgvuldigmee omgaat. Wanneer iemand allergisch is voor bepaald voedsel, zoals in klagers geval voor eieren en rundvlees, dan wordt een alternatief aangeboden. Mocht het onverhoopt eens mis gaan en de gedetineerde meldt dit aan hetdienstdoende personeel, dan wordt meteen voor een oplossing gezorgd. Klachten over de variatie in het aangeboden voedsel, zoals klager nu heeft voorgelegd, hebben mij niet eerder bereikt.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Pas vanaf halverwege november 2003 gaat het beter met het eten. Daarvoor was de kwaliteit van het eten echt slecht. Zo kreeg je groente met een bepaalde saus en dat was echt niet lekker. Soms kreeg ik drie keer achter elkaar vis.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 44, eerste lid, Pbw rust op de directeur de (zorg)plicht ervoor te zorgen dat aan de gedetineerde voeding wordt verstrekt. Deze zorgplicht mag aldus worden verstaan dat de aangeboden voeding in voldoende mategevarieerd is.
De directeur heeft ter zitting menulijsten van vier opeenvolgende weken overgelegd. Deze lijsten getuigen naar het oordeel van de beroepscommissie in zijn algemeenheid van voldoende variatie in de aangeboden voeding.
In klagers geval is sprake van een allergie voor eieren en rundvlees. Voldoende aannemelijk is geworden dat klager, wanneer deze produkten op het menu staan, hiervoor een alternatief krijgt aangeboden. Gelet op de frequentie waarineieren en rundvlees worden aangeboden, kan niet worden gezegd dat het aanbod van de voeding in klagers geval, zelfs wanneer steeds vis als alternatief zou worden aangeboden, onvoldoende gevarieerd is. Hier komt bij dat klagercontact kan opnemen met het dienstdoende personeel indien “de keuken” onverhoopt niet heeft ingespeeld op zijn allergie dan wel hij niet tevreden is over het aangeboden alternatief.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het beroep van de directeur gegrond dient te worden verklaard en dat klagers beklag alsnog ongegrond dient te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 11 december 2003
secretaris voorzitter