Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2372/GA, 11 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2372/GA

betreft: [klager] datum: 11 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 september 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 december 2003, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is klager gehoord. Hoewel de directeur van de locatie Zwolle op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zittingverschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voorzover in beroep aan de orde, betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens betrokkenheid bij een ruzie met een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag op dit onderdeel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 31 augustus 2003 was sprake van een incident. Ik zal precies vertellen wat er is voorgevallen. Ik werd uitgescholden door medegedetineerde [A]. Twee bewaarders gaven daarop aan dat wij naar onze cel moesten lopen. Op dat momentgreep [A]. een ketjapfles, die door één van de bewaarders weer werd afgepakt. Bij de cellen aangekomen, wilde B. gaan vechten. Deze gang van zaken is correct weergegeven in het rapport dat op 31 augustus 2003 om 17.00 uur tegenmedegedetineerde [A}. is opgemaakt. De volgende dag is er ook een rapport tegen mij opgemaakt. Het betrof een kopie van het tegen [. opgemaakte rapport met dien verstande, dat de namen waren verwisseld. Wanneer beide rapporten naastelkaar worden gelegd, klopt er niets van. Volgens het ene rapport had [A] de ketjapfles gepakt; volgend het andere ik. Volgens het ene rapport pakt een bewaarder de ketjapfles van [A] af; volgens het andere van mij. Volgens het enerapport wilde [A] weer gaan vechten; volgens het andere rapport was juist ik dat. Het eerste, tegen [A] opgemaakte rapport is juist; het tweede, tegen mij opgemaakte rapport niet.
De volgende dag werd het rapport door de directeur afgehandeld. Daarbij waren twee bewaarders aanwezig. Toen de directeur mij voorhield dat ik een ketjapfles had gepakt, gaven deze bewaarders aan dat ik dat niet was geweest, maarmedegedetineerde [A] De directeur pakte daarop het andere rapport, bekeek dat rapport en gaf uiteindelijk aan dat hij niet met mij in discussie wilde gaan. Wanneer ik het niet eens zou zijn met de strafoplegging, moest ik maar naarde beklagcommissie gaan.
Tijdens de behandeling bij de beklagcommissie is mij gevraagd of ik tijdens het incident boos was. Natuurlijk was ik boos. Er werd mij van alles toegevoegd. Ik was echter van binnen boos. Naar buiten toe heb ik dat niet geuit. Ikreageerde slechts met te zeggen: “wat wil je van mij? Ik heb niets met jou. Jij niet met mij, val mij dus niet lastig”. Tenslotte, en dat valt mij niet mee om te zeggen, wil ik nog kwijt dat ik thans gedetineerd ben vanwegeproblemen met mijn vrouw. De woorden “vrouwenmishandelaar”, waarvan in de twee rapportages sprake is, kunnen alleen maar op mij betrekking hebben en moeten dus wel door een ander, in dit geval [A], zijn uitgesproken.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op 31 augustus 2003 sprake is geweest van een incident waarbij klager en medegedetineerde [A] betrokken waren. Terzake zijn twee verslagen opgemaakt. Het eerste verslag, opgemaakt tegen B, dateertvan 31 augustus 2003, 17.00 uur. Het tweede verslag, opgemaakt tegen klager, dateert van 1 september 2003, 08.21 uur. De inhoud van deze verslagen in onderling verband en samenhang beziend, maakt een juiste reconstructie van hetincident niet goed mogelijk.
Bij deze stand van zaken en gegeven klagers in beroep niet weersproken toelichting op het incident, waarbij nog zij aangetekend dat uit het jegens [A] opgemaakte verslag volgt dat [A] klager continu aan het uitdagen is, komt deberoepscommissie tot het oordeel dat de beslissing klager de bestreden straf op te leggen als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkomingworden toegekend van (3 x € 7,50 =) € 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 11 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven