nummer: R-19/2801/GA
betreft: [klager] datum: 19 augustus 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van 19 Nintendo Gamecube spellen, 22 muziek cd’s en 10 paar wintersokken (klachtnummer AB-2018-580). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Zijn eerdere beklag was wel degelijk tijdig ingediend, hetgeen door de beklagrechter bij het Justitieel Complex (J.C.) Zaanstad ook bevestigd is in de uitspraak. De brief van 2 maart 2018 was een aanvulling op zijn eerder ingediende beklag. Klager verzoekt een tegemoetkoming toe te kennen. Vanwege de sluiting van de p.i. Almere per 31 december 2018 heeft de directeur van het J.C. Zaanstad op het beroep gereageerd. Klager heeft zijn klacht in meerdere inrichtingen ingediend, omdat hij in korte tijd in vier inrichtingen heeft verbleven. Los van het antwoord op de vraag bij welke inrichting de aansprakelijkheid nu ligt, is het zo dat klager spullen kwijt is. In dat kader is op 6 mei 2019 getracht met klager in gesprek te gaan. De bedoeling was hem schadeloos te stellen voor een bedrag van 25 euro tenzij hij alsnog aankoopbewijzen kon overleggen. Echter, klager weigerde in gesprek te gaan.
3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder ook die van R-18/2213/GA, valt af te leiden dat het beklag van klager, nadat hij dit tijdig had ingesteld bij de beklagrechter van het J.C. Zaanstad, door de beklagrechter aldaar ongegrond is verklaard, omdat, blijkens die uitspraak, de zendende inrichting, zijnde de p.i. Almere, verantwoordelijk is gebleven voor de betreffende goederen (verpakt in vijf dozen). De uitspraak van de beklagrechter bij de p.i. Almere, die er vanuit gaat dat klager niet tijdig beklag heeft ingediend, kan dan ook niet in stand blijven en zal worden vernietigd. Om proceseconomische redenen overweegt de beroepscommissie inhoudelijk als volgt. Op grond van de stukken is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager de spullen die hij na zijn overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden zegt te missen in de p.i. Almere had en dat de directeur van de p.i. Almere verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vermissing daarvan. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 augustus 2019.
secretaris voorzitter