Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2352/GA, 10 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2352/GA

betreft: [klager]                                               datum: 10 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Kriekaard, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 28 november 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2019, gehouden in voormeld Justitieel Complex, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. A. Daamen, die mr. S. Kriekaard ter zitting heeft vervangen. De directeur is niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel (ZS-JH-2018-553). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager en zijn celgenoot is verzocht om de douchedeur dicht te doen. Kennelijk waren zij daarbij zichtbaar voor de piw’er. Vervolgens is direct een disciplinaire straf opgelegd en is aan klager niet eerst een waarschuwing gegeven. Primair richt het beroep zich tegen de omstandigheid dat de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd en subsidiair tegen de hoogte van de opgelegde straf. De sanctiekaart geeft ruimte voor maatwerk en een andere sanctie was in het onderhavige geval ook mogelijk geweest. Er had volstaan kunnen worden met het geven van een waarschuwing. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel. Uit het schriftelijk verslag volgt dat door de inrichtingsmedewerker aan klager en zijn celgenoot drie keer is verzocht om de douchedeur dicht te doen, nu het niet is toegestaan om de douchedeur op de cel open te laten staan in verband met de veiligheid en het tellen van de gedetineerden. Klager zag de inrichtingsmedewerker staan, maar hij, noch zijn  celgenoot, heeft de douchedeur dicht gedaan. Vervolgens is aan klager, evenals aan zijn celgenoot, een rapport aangezegd voor het weigeren van een opdracht en het belemmeren van het overzicht op de cel, dit in het kader van de rust en veiligheid. Klager heeft door het niet opvolgen van de opdracht van de inrichtingsmedewerker de orde, rust en veiligheid in de inrichting verstoord. Uit de landelijke sanctiekaart 2016 volgt dat wegens het weigeren van een opdracht van het personeel een disciplinaire straf opgelegd had mogen worden van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie. De beroepscommissie acht, gelet op de inhoud van het schriftelijk verslag, de beslissing om aan klager een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel op te leggen niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 10 september 2019.     

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven