Nummer : S-19/2367/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 4 oktober 2019
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. P.J. Stronks, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Kijvelanden te Portugaal. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, inhoudende de intrekking van verzoekers verlof van woensdag 2 oktober 2019, zaterdag 5 en zondag 6 oktober 2019. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 oktober 2019, van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van JC Zaanstad van 3 oktober 2019 alsmede van de telefonische inlichtingen van FPC De Kijvelanden van 3 oktober 2019.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De voorzitter overweegt als volgt.
Uit de telefonische inlichtingen van het FPC De Kijvelanden is aan de voorzitter gebleken dat verzoeker in het kader van de extramurale fase van een aan hem opgelegde ISD-maatregel in deze kliniek verblijft, waarbij hij administratief nog is ingeschreven bij het JC Zaanstad. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur van het JC Zaanstad blijkt dat de bestreden beslissing niet door hem is genomen, maar – zo blijkt uit de bijgevoegde mail van verzoekers casemanager – door het FPC De Kijvelanden. Uit nadere telefonische inlichtingen van het FPC De Kijvelanden is eveneens gebleken dat de beslissing tot intrekking van verzoekers verlof niet op schrift is gesteld. Gelet op het bepaalde in artikel 5, vierde lid, onder d, van de Pbw en artikel 44e, eerste lid, van de Penitentiaire Maatregel, is het nemen van een beslissing over (de intrekking van) een verlof aan de directeur voorbehouden. Nu uit de diverse inlichtingen volgt dat de bestreden beslissing niet door de directeur van het JC Zaanstad is genomen, maar door het FPC De Kijvelanden, is er – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – sprake van een onbevoegd genomen besluit. Op grond van het voorgaande zal de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing worden geschorst.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 4 oktober 2019.
secretaris voorzitter