Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4287/GV, 07 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4287/GV

Betreft:            […]      datum: 7 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.G. Brands, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 23 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft aan klager strafonderbreking verleend op grond van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Peru. Daarom heeft hij tijdens zijn detentie asiel aangevraagd. Die aanvraag is weliswaar afgewezen, maar daartegen heeft klager beroep ingesteld. De rechtbank Haarlem behandelt dit op 13 augustus 2019. Door de bestreden beslissing kan klager op elk moment worden uitgezet. Er was zelfs al een vlucht geboekt voor 31 juli 2019. Klager wil zijn straf in Nederland volledig uitzitten in verband met zijn asielprocedure. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) heeft laten weten klagers uitzetting op grond van de Regeling te kunnen realiseren. Er zijn geen bijzondere omstandigheden met betrekking tot klagers gedrag en houding. Het Openbaar Ministerie (OM) is niet om advies gevraagd, omdat er geen executie-indicator aan de strafzaak is verbonden. Klager heeft zijn vrees bij terugkeer naar Peru niet toegelicht. In het selectieadvies staat slechts dat hij in Peru teruggaat naar zijn familie en hoopt daar weer aan het werk te kunnen. Klager heeft een voorlopige voorziening aangevraagd om zijn asielprocedure in Nederland te mogen afwachten. Deze heeft een schorsende werking. Daarom is de vlucht van 31 juli 2019 geannuleerd. De voorlopige voorziening en het beroep tegen de afwijzing van klagers asielaanvraag zijn inmiddels behandeld. Klagers verzoek is afgewezen en het beroep is ongegrond verklaard. De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de voorgenomen strafonderbreking.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De einddatum van zijn detentie is, behoudens de mogelijkheid van strafonderbreking zoals bedoeld in artikel 40a van de Regeling, momenteel bepaald op 12 september 2019. Het beroep is gericht tegen het verlenen van strafonderbreking aan klager als bedoeld in artikel 40a van de Regeling. Klagers beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag is ongegrond verklaard en zijn verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. Hij behoort dan ook tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Ingevolge artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Daarvoor is geen verzoek van de gedetineerde vereist. In de toelichting op deze bepaling (Stcrt. 2012, nr. 7141) staat dat de DT&V de Minister met betrekking tot de toepassing van de bevoegdheid tot strafonderbreking informeert en adviseert. Wanneer de DT&V adviseert een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf strafonderbreking te verlenen, beoordeelt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of er redenen zijn die zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Gedacht moet bijvoorbeeld worden aan de belangen van slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde was geschokt door het door de vreemdeling gepleegde delict. Ook kunnen lopende onderzoeken van politie en justitie zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Indien DJI tot de slotsom komt dat er geen redenen zijn die zich tegen strafonderbreking verzetten, kunnen slechts zeer bijzondere omstandigheden aanleiding geven om een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling op diens verzoek pas na ommekomst van de volledige tenuitvoerlegging van zijn straf naar het land van herkomst uit te zetten. Voor zover klaagde vreesde voor zijn leven bij uitzetting naar Peru, geldt dat de vreemdelingenrechter die vrees reeds ongegrond heeft geoordeeld. Gelet daarop en nu ook overigens niet is gebleken van vorenbedoelde zeer bijzondere omstandigheden, heeft de Minister in redelijkheid tot strafonderbreking kunnen beslissen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 7 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven