Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4230/GV, 07 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4230/GV

betreft: [klager]                                    datum: 7 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is het niet eens met de afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof. Klager heeft tijdens zijn detentieperiode meerdere malen positief gescoord op het gebruik van drugs en klager ziet in dat dit het beeld schept dat er een verhoogd risico op druggebruik bestaat. Klager stelt echter absoluut geen drugsverslaving te hebben. Hij is bereid tijdens zijn verloven urinecontroles af te staan. Zo wil klager het vertrouwen terugwinnen en bewijzen dat hij om kan gaan met de verantwoordelijkheden die gepaard gaan met verlof. De Minister stelt dat klager een gevaar voor de orde en veiligheid vormt en er gevaar bestaat voor het opnieuw plegen van strafbare feiten. Klager stelt gedurende zijn volledige detentieperiode ‘groen’ gedrag te hebben vertoond. Daarnaast heeft hij naast de straffen voor positieve urinecontroles, nooit andere disciplinaire straffen ontvangen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Hoewel klager stelt geen problemen ten aanzien druggebruik te ervaren, doen de vele positieve urinecontroles anders vermoeden. Door steeds drugs te gebruiken, houdt klager zich systematisch niet aan de regels. Daar komt bij dat klager last heeft van wisselende stemmingen en willekeur van gedrag, waardoor hij ook voor andere overtredingen is gesanctioneerd. Ook weigert klager mee te werken aan zijn re-integratieplan door zich te verzetten tegen een opname in een kliniek. Het recidiverisico is daarom onverminderd hoog. Het verlof kon derhalve in redelijkheid worden geweigerd op grond van artikel 4, aanhef en onder sub b, c, en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Aanvullend wordt opgemerkt dat klager op 23 juli 2019 opnieuw verbaal agressief is geweest en bedreigingen heeft geuit. Naar aanleiding hiervan heeft de directeur verzocht klager over te plaatsen naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, waar klager sinds 8 augustus 2019 verblijft. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege de vele positieve urinecontroles en het feit dat klager niet wil meewerken aan een klinische opname. Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager positieve urinecontroles heeft afgeleverd. Het Openbaar Ministerie is positief ten aanzien van verlofverlening, mits klager geen contact legt met het slachtoffer in zijn strafzaak. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
De reclassering heeft op 21 augustus 2018 een advies uitgebracht met betrekking tot het detentie- en re-integratieplan van klager. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op letselschade en onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Voordat klager kan deelnemen aan resocialisatieactiviteiten, adviseert de reclassering klager te verplichten mee te werken aan diagnostisch onderzoek en, indien geïndiceerd, een behandeling.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaren wegens mensenhandel. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 juli 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Klager wenst het verlof te gebruiken om een bezoek te brengen aan zijn moeder, die hij al ongeveer tweeënhalf jaar niet heeft gezien. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Klager heeft twintig keer een urinecontrole ondergaan. Negentien maal heeft hij positief gescoord op het gebruik van cannabis. Het is aannemelijk dat sprake is van middelenproblematiek. Ondanks dat sinds mei 2019 sprake is van een kleine afbouw in het gebruik, kon de Minister in redelijkheid oordelen dat een ernstig vermoeden bestaat dat verlofverlening zal leiden tot (meer) drugsgebruik. Verder volgt uit het dossier dat klager de door de reclassering geïndiceerde verdiepingsdiagnostiek heeft ondergaan en dat hieruit naar voren is gekomen dat een klinische behandeling aangewezen is om de aanwezige risico’s te verkleinen. Klager weigert echter daaraan mee te werken. Anders dan namens klager is aangevoerd, komt uit het dossier naar voren dat klager ook verbaal en fysiek agressief is geweest. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van het Openbaar Ministerie en de politie, in redelijkheid een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden in artikel 4 van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 7 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven