Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3615/TA-tussenuitspraak, 30 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3615/TA-tussenuitspraak

betreft: [klager]           datum: 30 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A. Schenk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 april 2019 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder ook te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld betreffende de afzondering van klager ingaande op 31 december 2018 en beëindigd op 14 januari 2019 (Me 2019-000015), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 14 augustus 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught. Als toehoorder was ter zitting aanwezig […], lid van de Raad. Door de stafmedewerker juridische zaken van de inrichting is schriftelijk meegedeeld dat zij niet ter zitting zal verschijnen. Klagers raadsman mr. R.A. Schenk heeft schriftelijk meegedeeld dat hij noch klager ter zitting zal verschijnen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

In beroep en in beklag speelt de vraag of de aan klager opgelegde ordemaatregel van afzondering die ten uitvoer is gelegd op een leegstaande afdeling de kenmerken had van separatie. Door klager is gesteld dat hij in een lege verblijfsruimte is geplaatst. Door het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat klager is afgezonderd in een gangbare verblijfsruimte. Op grond van de stukken kan de beroepscommissie niet beoordelen of de afzondering van klager feitelijk als separatie dient te worden aangemerkt. Zij acht zich derhalve onvoldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en houdt de behandeling van de zaak aan voor onbepaalde tijd opdat het hoofd van de inrichting ter zitting van een nader te bepalen zitting van de beroepscommissie het bovenstaande zal verduidelijken.

2.         De tussenuitspraak

De beroepscommissie houdt de behandeling van de zaak aan tot een nader te bepalen zitting van de beroepscommissie om redenen als vermeld onder 1.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. M. Daniel en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 september 2019.        

          

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

Naar boven