Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2534/GB, 26 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2534/GB

Betreft:            [klager]                                               datum: 26 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S.S. Overes, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 december 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2.         De feiten

2.1.      Klager is 23 maart 2014 gedetineerd. Per 9 november 2017 nam hij deel aan een p.p.  Op 22 oktober 2018 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager geselecteerd voor de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

Voorafgaand aan de toelating tot een p.p. is er onduidelijkheid geweest over het recht op deelname aan een p.p. vanwege klagers vreemdelingenstatus. Omdat aan klager, hangende het beroep in zijn vreemdelingenzaak, een voorlopige voorziening was toegekend, is een positieve beslissing genomen op klagers verzoek tot deelname. Inmiddels is het beroep afgewezen en is namens klager hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en is opnieuw om een voorlopige voorziening gevraagd. Gelet op de lange duur van deze procedure is de beslissing over de verblijfsstatus van klager nog niet onherroepelijk en is het jaar dat klager in een p.p. kon verblijven, inmiddels verstreken. Kennelijk voorziet de wet niet in een mogelijkheid waarin klager geleidelijk kan terugkeren in de maatschappij. Gedurende zijn p.p. heeft klager zijn steentje bijgedragen in de maatschappij door te werken en is hij begeleid door de reclassering en door een psycholoog. Het is onbegrijpelijk dat er voor klager geen faseringsmogelijkheden zijn.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht.

Nu klager is aangemerkt als vreemdeling en hij bovendien de maximale duur heeft deelgenomen aan een p.p., voldoet hij niet langer aan de voorwaarden voor deelname aan een p.p.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      Los van de omstandigheid dat op grond van artikel 4, tweede lid, onder b, van de Pbw, het strafrestant bij aanvang van de deelname aan een p.p. ten hoogste een jaar dient te bedragen, kwam klager niet langer in aanmerking voor deelname aan een p.p. Hiertoe overweegt de beroepscommissie als volgt.

4.3.      Ingevolge artikel 6, onder b, van de Pm komen gedetineerden die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf gevolg dienen te geven aan de op hen rustende vertrekplicht of die uitgeleverd zullen worden, niet in aanmerking voor deelname aan een p.p. Klager is ongewenst verklaard en het hiertegen ingestelde beroep is inmiddels afgewezen. De hogerberoepsprocedure is nog niet afgerond. Het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de ongewenstverklaring heeft echter geen schorsende werking. Bovendien zou het toekennen van vrijheden zich niet verdragen met het feit dat betrokkene na zijn detentie vooralsnog niet langer in Nederland mag verblijven. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 26 maart 2019.

           

secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven