nummer: R-19/2514/GA
betreft: [klager] datum: 10 oktober 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 november 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A. Yüksel om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat klagers bezoek door een personeelslid is gesaboteerd (ZB-2018-676). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag doordat de klacht als een klacht over bejegening is opgevat. Klagers bezoek van medewerkers van Humanitas is gesaboteerd door een personeelslid hetgeen een schending oplevert van artikel 38 van de Pbw, oftewel klagers recht op bezoek, waardoor klager ontvankelijk had moeten worden verklaard. Klager meent dat het bezoek van medewerkers van Humanitas al meerdere malen is verhinderd. Bovendien is klager van mening dat de bestreden uitspraak niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Klager heeft een summiere klacht wegens sabotage van het bezoek door een personeelslid ingediend. Klager had een afspraak met twee medewerkers van Humanitas en zij mochten niet eens gedag zeggen en papieren uitwisselen. De beklagrechter heeft hieruit opgemaakt dat de klacht kennelijk betrekking heeft op bejegening door het personeel. Dit zonder klager in staat te stellen een nadere toelichting op de klacht te geven en zonder enig nader onderzoek in te stellen naar het antwoord op de vraag of de klacht nog op meer betrekking had. Klager verzoekt de beroepscommissie dan ook om de uitspraak te vernietigen, de klacht alsnog gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Namens de directeur is aangegeven dat wordt gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt tegenover de beklagrechter.
3. De beoordeling
Het beklag dat klager heeft ingediend, maakte niet duidelijk waartegen het is gericht. In beroep wordt gesteld dat bezoek aan klager door personeelsleden van de locatie Zuyder Bos zou zijn verhinderd, wat een schending van het recht op bezoek zou inhouden. Indien klagers klacht inderdaad zo bedoeld was dat hij zich wenste te beklagen over schending van zijn bezoekrecht, heeft klager nagelaten om zijn klacht voldoende te concretiseren. Ook in dat geval zou klager niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens het onvoldoende concretiseren van zijn klacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 10 oktober 2019.
secretaris voorzitter