Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2500/GA, 30 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2500/GA

betreft: [klager]            datum: 30 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 december 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet voortvarend handelen van klagers casemanager met betrekking tot klagers detentiefasering (PL-2018-187).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft bijzonder veel vertraging opgelopen in zijn detentiefasering. Klager vernam eerst dat alles rond was waarna zijn casemanager met de mededeling kwam dat klager nog een strafzaak open had staan en dat om die reden besloten is dat klager nog niet mocht faseren. De behandeling van deze lopende zaak was voor langere tijd aangehouden. Bovendien was er maanden lang geen zittingsdatum bekend en was het onduidelijk of het Openbaar Ministerie (OM) hiervoor nog verder wilde vervolgen. Klager is daarna nog wel gewisseld van casemanager, maar hij stuitte steeds op vaagheden. De casemanager was bijzonder onduidelijk over de handelingen die hij uitvoerde. Klager werd onvoldoende tot niet ingelicht en ook het systeem van sprekersbriefjes faalde. Hierdoor was voor klager niet duidelijk waar zijn casemanager mee bezig was en of er enige voortgang werd geboekt. Klager stelt dan ook dat zijn detentiefasering door zijn casemanager onnodig werd belemmerd en verzoekt een compensatie voor de bijzonder lange vertraging. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Het beklag ziet op het niet voortvarend handelen van klagers casemanager met betrekking tot klagers detentiefasering. Onder de taakomschrijving van de casemanager valt de adequate afhandeling van een verzoek om fasering. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager niet aannemelijk weten te maken dat hij vertraging heeft opgelopen doordat de casemanager onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Toen duidelijk werd dat klager nog een strafzaak open had staan, heeft de casemanager eerst bij het OM geïnformeerd naar de stand van zaken. Uit deze informatie bleek dat er nog geen zittingsdatum bekend was. Daarna heeft de casemanager navraag gedaan bij de Dienst Individuele Zaken (DIZ) naar wat in een dergelijke situatie wenselijk is/was. De DIZ gaf toen het advies om de fasering met drie maanden op te schorten. Dit advies heeft de casemanager opgevolgd en na drie maanden heeft de casemanager wederom het OM benaderd om te informeren naar de stand van zaken. Toen bleek dat nog steeds niet bekend was wat er met de openstaande strafzaak zou gaan gebeuren, heeft de casemanager besloten om het verzoek toch naar de selectiefunctionaris door te sturen. De casemanager heeft in redelijkheid rekening kunnen houden met voornoemde adviezen en heeft vrij kort daarna besloten zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Derhalve is de vertraging niet zonder meer aan de casemanager te verwijten en kan in dit geval niet worden gesteld dat de casemanager onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak.

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 30 september 2019.  

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven