nummer: R-18/2248/GA
betreft: [klager] datum: 7 oktober 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Lans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 november 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. K. Lans om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het veroorzaken van geluidsoverlast, alsmede de omstandigheid dat het rapport niet aan klager is aangezegd (VU 2018/001688 en VU 2018/001689). De beklagcommissie heeft het beklag op formele grond gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en geen tegemoetkoming toegekend.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat het beklag opnieuw op formele gronden gegrond moet worden verklaard omdat niet kan worden getoetst of de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf ten tijde van het uitreiken ondertekend was. Klager is het voorts niet eens met de materiële ongegrondverklaring van het beklag. Klager stelt dat hij ten onrechte in afzondering is geplaatst voor de duur van twee dagen. Er vond in de nacht van 8 oktober 2018 een discussie plaats tussen medegedetineerden en klager heeft hierop gereageerd dat zij stil moesten zijn, omdat klager wilde slapen. Klager betwist dat hem die nacht rapport is aangezegd en tevens dat hij eerst zou zijn gewaarschuwd wegens geluidsoverlast. De opgelegde disciplinaire straf is onredelijk en onbillijk, bovendien is de duur ervan buitenproportioneel lang gelet op alle feiten en omstandigheden. Temeer nu de directeur niet kan aanwijzen wie er geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Klager verzoekt een financiële tegemoetkoming. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het desbetreffende rapport staat wel degelijk aangegeven dat het rapport is aangezegd en er is dan ook geen reden om hieraan te twijfelen. Er kan geen verklaring worden gegeven waarom de beschikking disciplinaire straf niet is ondertekend, maar ook hier is geen reden tot twijfel of de beschikking wel aan klager is uitgereikt aangezien het de standaardprocedure is.
3. De beoordeling
Indien een klacht gegrond is verklaard, staat daar in beginsel geen beroep tegen open. Dit is echter anders indien het beklag louter om formele redenen gegrond is verklaard, er geen tegemoetkoming is toegekend terwijl daar wel om wordt gevraagd en de gedetineerde alsnog om een inhoudelijke beslissing vraagt. Een dergelijk geval doet zich hier voor. Klager zal voor wat betreft de gegrondverklaring op formele grond, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur in redelijkheid en billijkheid kunnen beslissen tot het opleggen van een disciplinaire straf en is de straf niet disproportioneel. De beroepscommissie verklaart het beroep daarom in zoverre ongegrond. Ten aanzien van de beslissing van de beklagcommissie om aan klager in verband met de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beklag geen financiële tegemoetkoming toe te kennen, overweegt de beroepscommissie dat zij die beslissing juist acht.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover dit beroep de gegrondverklaring op formele grond van het beklag betreft. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. T.B. Trotman en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 7 oktober 2019.
secretaris voorzitter