Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1879/TB, 02 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1879/TB

betreft: [klager]                                               datum: 3 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. O.O. van der Lee, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een beslissing van 27 september 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn op verschillende tijdstippen gehoord klagers raadsman mr. drs. O.O. van der Lee en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.   Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.  Van het horen van mr. drs. O.O. van der Lee en […] is verslag opgemaakt. Klager, mr. drs. O.O. van der Lee en […] zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verslag te reageren.                                                    

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

2.         De feiten

Klager is bij rechterlijke uitspraak van 23 mei 2006 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij rechterlijke uitspraak van 20 december 2016 is klagers tbs voorwaardelijk beëindigd met ingang van het moment dat klager, die tot ongewenst vreemdeling is verklaard, Nederland verlaat en onder de voorwaarde dat klager niet terug zou keren naar Nederland. Klager heeft zich niet aan deze voorwaarde gehouden. Bij rechterlijke uitspraak van 12 december 2017 is een last tot hervatting van klagers tbs met verpleging van overheidswege gegeven. Klager is in FPC Dr. S. van Mesdag geplaatst. Na zijn plaatsing is klager gehoord en is schriftelijk op 27 september 2018 de beslissing genomen om hem in de vreemdelingenvoorziening van FPC Dr. S. van Mesdag te plaatsen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing is te laat genomen. Klager is geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag medio/eind november 2017 en de plaatsingsbeslissing is tien maanden later genomen. Dit doet ernstig afbreuk aan de voortvarendheid die wordt voorgestaan door de rechtbank en hetgeen de externe deskundigen rapporteerden. Klager wordt de mogelijkheid onthouden om middels een beroep een beoordeling te vragen over de juistheid van de plaatsing die medio november 2017 is geëffectueerd. Kenmerkend voor klagers situatie is dat het recidiverisico op tbs-waardige delicten op korte termijn laag is en op lange termijn nog steeds matig. De externe deskundigen adviseren een onvoorwaardelijke beëindiging van de tbs. Het recidiverisico op zich vormt geen aanleiding tot plaatsing in een gesloten tbs-setting. Er vindt geen behandeling plaats. Klager verblijft eenvoudigweg in afwachting van actie van het Ministerie in de inrichting. Pas op 31 juli 2018 is contact gezocht met de Belgische autoriteiten, niet in het kader van de door de rechtbank voorgestane voorwaardelijke beëindiging, doch in verband met het door de Minister voorgestane traject van de WOTS. Dit klemt temeer omdat België bij herhaling is veroordeeld door het EHRM voor schending van artikel 3 EVRM met hun tbs systeem. Als klager niet de status zou hebben van ongewenst vreemdeling dan had de raadsman verzocht om de beslissing te vernietigen en de Minister op te dragen een plaatsing te bevelen in een tbs-omgeving die recht doet aan het lage recidivegevaar en de afwezigheid van behandeling. In verband met klagers status als ongewenst verklaarde vreemdeling, wordt verzocht om de bestreden beslissing, die onrechtmatig is, te vernietigen en te bepalen dat de Minister een tegemoetkoming biedt, waarbij de beroepscommissie in overweging wordt gegeven om de Minister op te dragen een beslissing te nemen tot voorwaardelijke beëindiging van de tbs langs de weg van artikel 38la, eerste lid, Sr op een zo kort mogelijke termijn.

Inmiddels is er een beslissing om een WOTS procedure te starten en daartegen is    bezwaar gemaakt. Het gerechtshof Arnhem Leeuwarden heeft op 28 februari 2019 het bezwaarschrift behandeld. De vordering tot verlenging van klagers tbs wordt thans  behandeld door de rechtbank Midden Nederland, locatie Lelystad. In de in dit kader uitgebrachte Pro Justitia rapportages wordt geadviseerd om klagers tbs te beëindigen. Er is geen sprake van een van de gronden als vermeld in artikel 11 Bvt om klager in FPC Dr. S. van Mesdag te plaatsen. De jurisprudentielijn van de beroepscommissie met betrekking tot de plaatsing van ongewenst verklaarde vreemdelingen in CTP Veldzicht en FPC Dr. S. van Mesdag is bekend. In dit geval is sprake van heel bijzondere omstandigheden. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en de Minister op te dragen om klager zo spoedig mogelijk naar België te laten gaan. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. In beroep is door de raadsman aangevoerd dat klager niet thuis zou horen in een gesloten tbs-setting. Een beslissing met betrekking tot de verlenging van de tbs wordt genomen door de rechtbank en eventueel de Penitentiaire Kamer  van het gerechtshof Arnhem Leeuwarden en is in de onderhavige procedure niet aan de orde. Klager is dus niet-ontvankelijk in het beroep.
Er zijn geen argumenten aangevoerd om klager niet in deze specifieke tbs-inrichting te plaatsen. De plaatsing is overeenkomstig het plaatsingsbeleid. Niet gebleken is dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van het staande beleid zouden kunnen rechtvaardigen. De behandeling die klager in de inrichting wordt geboden, is gericht op resocialisatie in België en daaraan zal in België nader vorm worden gegeven. Indien klager kan worden ontvangen in het beroep, wordt verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
Op 28 februari 2019 is klagers bezwaar in de WOTS-procedure behandeld. Deze procedure prevaleert boven een eventuele beëindiging van de tbs. Gekeken wordt hoe de tbs maatregel zo goed mogelijk kan worden overgedragen, waarbij beoordeeld wordt of de voorziening in België waarin de verpleegde wordt geplaatst, voldoet aan de Belgische maatstaven.

4.         De beoordeling

Voor zover klagers beroep is gericht tegen (het voortduren) van de plaatsing van klager in een gesloten tbs-inrichting valt dit buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. In deze procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde tbs-inrichting. Voor zover het beroep gericht is tegen de beslissing van 27 september 2018 om klager in FPC Dr. S. van Mesdag te plaatsen wordt het volgende overwogen. Na klagers (feitelijke) plaatsing eind 2017 in FPC Dr. S. van Mesdag is deze plaatsing geformaliseerd bij beslissing van 27 september 2018. Hierbij is niet voldaan aan de in artikel 53, tweede lid, Bvt neergelegde hoorplicht en de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde mededelingsplicht. Mitsdien is het beroep wegens vormverzuim gegrond en dient de bestreden beslissing op die grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang mei 2016 is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een inrichting binnen de eigen regio, tenzij - voor zover hier van belang - de ter beschikking gestelde behoort tot de bijzondere doelgroep van vreemdelingen:
“Indien een TBS-gestelde geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft (of dreigt te krijgen) zal deze, afhankelijk van de beschikbare plaatsen, in FPC Veldzicht dan wel FPC van Mesdag geplaatst worden ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst. Dit kan direct bij een eerste opname zijn, maar ook gedurende de behandeling vanuit een ander FPC. Als de capaciteit t.b.v. vreemdelingen in Veldzicht en de van Mesdag volledig is benut zal de TBS-gestelde in een ander FPC worden geplaatst en op de wachtlijst voor Veldzicht of de van Mesdag geplaatst worden”. In het Beleidskader repatriëring vreemdelingen in de tbs van januari 2013 is het volgende uitgangspunt opgenomen: “Vreemdelingen in tbs-inrichtingen die geen rechtmatig verblijf hebben c.q. ongewenst zijn verklaard, krijgen een op hun situatie toegesneden behandeling, die is gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Resocialisatieverlof en terugkeer in de Nederlandse samenleving is niet toegestaan. Conform het VRIS-(Vreemdelingen in de strafrechtsketen) protocol wordt deze groep bij voorkeur in één daartoe gespecialiseerde inrichting geplaatst, totdat een mogelijkheid is gevonden tot repatriëring naar het land van herkomst”.

Dat klager ongewenst is verklaard en dat hem tbs met dwangverpleging is opgelegd vormt een vaststaand gegeven, waarvan de beroepscommissie uit dient te gaan. Door en namens klager zijn geen uitzonderlijke omstandigheden of behandelinhoudelijke argumenten aangevoerd die de plaatsing van klager in FPC Dr. S. van Mesdag onwenselijk zouden maken, noch is dit (anderszins) gebleken. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen klager te plaatsen in een vreemdelingenvoorziening van Dr. S. van Mesdag. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve inhoudelijk ongegrond worden verklaard.
Nu de bestreden beslissing wegens vormverzuim dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, aanhef en onder b, Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de plaatsing van klager in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond wegens vormverzuim en vernietigt de bestreden beslissing. Zij verklaart het beroep inhoudelijk ongegrond en bepaalt dat haar uitspraak omtrent de plaatsing van klager in een vreemdelingenvoorziening in de plaats treedt van de vernietigde beslissing. De beroepscommissie bepaalt de aan klager ten laste van verweerder toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, en mr. drs. J.P. Meesters en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 april 2019.        

 

                        secretaris                                             voorzitter

 

 

 

 

 

           

 

 

 

 

 

 

Naar boven