nummer: R-18/1834/GV
betreft: [Klager] datum: 21 december 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.G. Roethof, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 september 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft steeds open gestaan voor deelname aan de training ‘kies voor verandering’. Vanwege een acute longontsteking heeft hij daaraan evenwel niet kunnen deelnemen. Nadien heeft hij diverse malen verzocht alsnog aan de training te kunnen deelnemen maar is hij ten onrechte niet op de lijst geplaatst, omdat deze al vol zou zijn. Het is niet aan klager te wijten dat hij niet aan de training heeft kunnen deelnemen, zodat hem dit niet kan worden tegengeworpen. Hij heeft voldoende aangetoond een delictvrije toekomst te willen opbouwen. Zijn gedrag in de inrichting is naar behoren en hij neemt waar mogelijk deel aan programma’s. Hij is uitsluitend vanwege zijn gezondheidssituatie niet steeds in staat daaraan deel te nemen. Voor het recidiverisico wordt verwezen naar een reclasseringsrapport van meer dan een half jaar geleden. Klagers persoonlijke omstandigheden en zijn houding zijn inmiddels gewijzigd. De detentie die klager tot op heden heeft ondergaan, heeft een ander beeld over een delictvrije toekomst bij hem doen ontstaan. Het reclasseringsrapport kan dan ook niet meer aan de afwijzing van zijn verlofverzoek ten grondslag worden gelegd, omdat dit niet meer actueel is. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De vrijhedencommissie van de inrichting waar klager verblijft heeft negatief geadviseerd over zijn verlofverzoek, omdat klager niet aan de training ‘kies voor verandering’ heeft meegewerkt en geen intrinsieke motivatie lijkt te hebben om een delictvrije toekomst op te bouwen. Bovendien is het recidiverisico in het recente reclasseringsadvies als hoog ingeschat. Navraag bij de inrichting leert dat er geen medische indicatie voor een acute longontsteking was. De medische dienst heeft geen notie gehad van enige acute longontsteking. Klager voelde zich wellicht niet fit, maar dat is geen reden om het ‘kies voor verandering’ programma te missen. Hij dacht te kunnen instromen voor het programma wanneer hij dat wilde, maar zo werkt het niet. Klager schermt met zijn gezondheid en stelt niet detentiegeschikt te zijn. Hij blijft echter de fout in gaan en geeft wisselende redenen voor zijn handelen. Hij neemt geen verantwoordelijkheid, zoekt alle schuld buiten zichzelf en stelt zichzelf vooral op als slachtoffer. Van enige achterliggende psychische of psychiatrische problematiek lijkt geen sprake te zijn. Klager stelt weliswaar dat het ondergaan van detentie hem aan het denken heeft gezet over een delictvrije toekomst, maar deze motivatie zal uit onder meer deelname aan de training ‘kies voor verandering’ en uit het trajectplan moeten blijken. Algemeen verlof is onderdeel van de re-integratie en resocialisatie van gedetineerden. Daarbij moet naast de wettelijke vereisten ook naar het verloop van de detentie en mogelijke risico’s bij het verlenen van verlof worden gekeken. Nu uit beschikbare informatie blijkt dat klager geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en ook niet deelneemt aan het re-integratietraject zoals in de inrichting is opgesteld, is – mede gelet op het door de reclassering als hoog ingeschatte recidiverisico – sprake van een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Indien klager in de komende periode laat zien dat hij wil meewerken aan zijn re-integratie, zal dat positief meewegen bij een volgende verlofaanvraag.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu klager weigert mee te werken aan zijn re-integratietraject door niet deel te nemen aan de ‘kies voor verandering’ training, de reclassering het recidiverisico als hoog heeft ingeschat nu hij delicten blijft plegen en daarin geen verantwoordelijkheid neemt en omdat de vrijhedencommissie bij klager geen enkele vorm van intrinsieke motivatie ziet om een delictvrije toekomst te (willen) hebben. De vrijhedencommissie acht de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4, onder b en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) aanwezig. De reclassering heeft het recidiverisico op basis van beschikbare informatie als hoog ingeschat. Het Openbaar ministerie heeft zich van advies onthouden. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 september 2019. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Uit het Advies Vrijheden dat in het kader van klagers verlofaanvraag is opgesteld, volgt dat klager de ‘kies voor verandering’ training niet heeft afgerond, omdat hij tot tweemaal toe niet is verschenen bij de training en de training als gevolg daarvan is beëindigd. Hij komt gemaakte afspraken in de inrichting slecht na. Klager lijdt aan COPD en tracht zich met behulp van zijn raadsman detentieongeschikt te laten verklaren. Uit het reclasseringsadvies volgt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Het uitoefenen van controle door middel van elektronisch toezicht heeft geen meerwaarde, nu klager, zodra hij in de gelegenheid komt, bewust vermogensdelicten pleegt om zichzelf te verrijken. Van psychische of psychiatrische problematiek in relatie tot het delictgedrag is geen sprake. De reclassering heeft enige vorm van reclasseringstoezicht of –begeleiding, gelet op het voorgaande, niet geïndiceerd geacht en voorspelt dat elektronische controle de kans op recidive niet of nauwelijks zal verminderen. Voornoemde omstandigheden vormen contra-indicaties voor verlofverlening aan klager. Aannemelijk is dat sprake is van een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten, evenals van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat deze risico’s vooralsnog – mede gelet op het reclasseringsadvies ter zake – door het stellen van (bijzondere) voorwaarden onvoldoende kunnen worden ondervangen. Gelet daarop heeft de Minister klagers verlofaanvraag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid kunnen afwijzen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 december 2018
secretaris voorzitter