Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1024/GA, 08 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : R-18/1024/GA

Betreft : [klager]          datum: 8 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de afwijzing d.d. 5 juli 2018 van een aanvraag algemeen verlof. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft tijdig, namelijk op 6 juli 2018, een pro-forma klaagschrift ingediend tegen de bestreden beslissing van 5 juli 2018. Op 13 juli 2018 zijn de gronden aangevuld. De beklagrechter heeft klager ten onrechte wegens overschrijding van de gestelde termijn in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard. Niet kan worden vastgesteld dat de beslissing van de directeur op 5 juli 2018 aan klager is uitgereikt. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat sprake is van bedoelde termijnoverschrijding. Voorts is het bij iedere beklagcommissie alsmede de beroepscommissie gebruikelijk dat aanvullende termijnen worden toegestaan voor het aanvullen van pro-forma klaagschriften. Door dit niet te doen en de klacht buiten zitting af te doen, heeft de beklagrechter onredelijk gehandeld. Tevens is de motivering van de uitspraak van de beklagrechter onbegrijpelijk. De in artikel 67 van de Pbw genoemde termijn voor de behandeling van een klaagschrift kan redelijkerwijs geen reden vormen voor de niet-ontvankelijkheid. Voor de inhoudelijke gronden van het beklag verwijst klager naar hetgeen in het aanvullende klaagschrift is aangevoerd. Van de directeur is geen reactie op het beroep ontvangen.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 61, derde lid, van de Pbw vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.
Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een klaagschrift binnen de hiervoor bedoelde beklagtermijn, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, kunnen worden ingediend. De na deze termijn ingediende gronden zijn te laat. Dit geldt met name indien klager, zoals in onderhavig geval, wordt bijgestaan door een advocaat en deze  namens klager het klaagschrift indient. De beroepscommissie is bekend met de door (veel) beklagcommissies gehanteerde praktijk dat verzoeken tot het verlenen van een nadere termijn voor het indienen of aanvullen van de gronden veelal worden gehonoreerd. Beklagcommissies zijn daartoe echter niet op grond van enige wettelijke bepaling gehouden. Als niet gemotiveerd wordt verzocht om een termijn om het klaagschrift aan te vullen, hoeft hierop door de beklagcommissie niet te worden gereageerd. Dat is anders als in het klaagschrift bijzondere redenen worden aangegeven die een afwijking van de zeven dagen termijn voor het indienen van een met redenen omkleed klaagschrift rechtvaardigen. In dat geval dient de beklagcommissie een termijn te geven om het klaagschrift aan te vullen.

De beroepscommissie stelt vast dat in het namens klager ingediende klaagschrift is vermeld dat het beklag zich richt tegen de beslissing van de directeur van 5 juli 2018 waarbij een aanvraag algemeen verlof is afgewezen. Voorts is een verzoek gedaan voor een termijn voor het aanvullen van het klaagschrift.

Nu in het klaagschrift niet is vermeld op grond waarvan klager meent dat zijn verlof ten onrechte is afgewezen, voldoet het klaagschrift niet aan de vereisten van artikel 61, derde lid, van de Pbw. Gelet op de geldende beklagtermijn had klager tot en met 12 juli 2018 de gelegenheid de gronden van het beklag alsnog in te dienen. Namens klager zijn geen redenen aangevoerd waarom een  termijn nodig was voor het aanvullen van het klaagschrift en evenmin zijn gronden aangevoerd voor de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding (de gronden volgden op 13 juli 2018).

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter worden bevestigd.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 8 april 2019.

   

                     

                  secretaris   voorzitter

Naar boven