Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2890/STP, 22 december 2003, schorsing
Uitspraakdatum:22-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2890/STP

betreft: [klager] datum: 22 december 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 18 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de (fictieve) beslissingvan de Minister van Justitie (Minister), inhoudende de verlenging van de passantentermijn als bedoeld in artikel 12 Bvt met drie maanden, ingaande 6 januari 2004.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het beroepschrift d.d. 16 december 2003 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister d.d. 19 december 2003.

1. De standpunten
Verzoeker is van mening dat hij onmiddellijk dan wel op korte termijn in een tbs-inrichting geplaatst moet worden. Als dat niet kan, dan zou zo spoedig mogelijk repatriëring naar zijn geboorteland Marokko plaats moeten vinden. Doorde verlengingsbeslissing gaat zijn passantentermijn meer dan 26 maanden duren. Er is nog steeds geen tbs-inrichting gevonden, die bereid is verzoeker daadwerkelijk te behandelen. Verzoeker is wel geselecteerd voor opname in eentbs-inrichting, maar die inrichting wil verzoeker niet behandelen omdat hij een ongewenst verklaarde vreemdeling is.

Namens de Minister is aangegeven dat het verzoek zich richt tegen de fictieve verlengingsbeslissing d.d. 6 januari 2004, waarbij de passantentermijn met ingang van die datum wordt verlengd tot 4 april 2004. Verzoekers tbs isingegaan op 15 januari 2002. De officier van justitie heeft verlenging van verzoekers tbs gevorderd per 15 januari 2004. De zitting zal begin februari 2004 plaatsvinden. Vóór die tijd wordt getracht in samenwerking met devreemdelingenpolitie repatriëring te doen plaatsvinden, welke op medisch verantwoorde wijze dient te geschieden. Mocht de repatriëringspoging niet voor de verlengingszitting slagen, dan zal de rechtbank oordelen over de noodzaak totverlenging van verzoekers tbs. Alsdan dient de verlengingszitting te worden afgewacht.

2. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de Minister komt naar voren dat verzoekers passantentermijn loopt tot 6 januari 2004, en dat de Minister nog geen beslissing tot verlenging van de passantentermijn met ingang van 6 januari 2004 heeft genomen.De tenuitvoerlegging van verzoekers passantentermijn vindt derhalve plaats krachtens een eerder genomen beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waartegen thans geen rechtsmiddel krachtens de Bvt meer openstaat. Verzoekerkan derhalve niet in zijn schorsingsverzoek worden ontvangen.

Ten overvloede wordt het volgende overwogen. Indien de Minister wel een beslissing tot verlenging van de passantentermijn met ingang van 6 januari 2004 zou hebben genomen, zou de gegrondheid van het schorsingsverzoek zijn beoordeeldop de vraag of er een spoedeisend belang is om wegens de beweerde onredelijkheid over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Bij die oordeelsvorming is van belang dat blijkens de inlichtingen van de Ministergetracht wordt verzoeker te repatriëren vóór de zitting waarop de verlenging van verzoekers tbs wordt behandeld. De schorsingsprocedure leent zich verder niet voor de beantwoording van fundamentele vragen omtrent de plaatsing vanongewenst verklaarde vreemdelingen aan wie tbs is opgelegd.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Aldus gedaan door mr. N. Jörg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 22 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven