Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4113/GV, 26 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4113/GV

betreft: [klager]                                               datum: 26 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het feit dat op dit moment nog geen interventies hebben plaatsgevonden om het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden te doen verminderen, ligt buiten de schuld van klager. De inrichting heeft hem immers tot op heden niet in de gelegenheid gesteld behandeling te ondergaan, terwijl hij wel bereid is aan behandelinterventies en eventuele bijzondere voorwaarden mee te werken. De redenen die aan de bestreden beslissing ten grondslag zijn gelegd dateren van meer dan vijf jaar geleden. De Minister heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat klager goed gedrag in de inrichting vertoont. Hoewel aan klager een plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) is aangeboden, heeft hij dit aanbod vanwege omstandigheden afgeslagen. Verder is het noodzakelijk dat aan klager algemeen verlof wordt verleend, omdat hij binnen afzienbare tijd zijn verblijfsvergunning in Den Bosch moet ophalen. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Hoewel klagers gedrag in de afgelopen periode in positieve zin is veranderd, is het op dit moment te vroeg voor het verlenen van vrijheden. Aangezien nog geen behandelinterventies hebben plaatsgevonden is het als hoog ingeschatte recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden onverminderd aanwezig. Er is daarom sprake van een maatschappelijk risico. Weliswaar heeft klager onlangs te kennen gegeven aan behandelinterventies te willen meewerken, maar op dit moment kan dat nog niet worden gerealiseerd. Niet is gebleken dat hem een plaatsing in een z.b.b.i. is aangeboden. Daarnaast bestaat geen noodzaak voor het verlenen van algemeen verlof, nu iemand anders dan klager zijn verblijfsvergunning kan ophalen. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu op dit moment nog niet duidelijk is welke behandelmogelijkheden kunnen worden ingezet. Sinds kort is klager bereid aan behandeling en hulpverlening mee te werken.
Het multidisciplinair overleg heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager aan zijn re-integratietraject wil meewerken en omdat sprake is van negatieve urinecontroles. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet, witwassen en overtreding van de Wet wapens en munitie. Tegen dit vonnis heeft hij hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is bepaald op 22 mei 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Algemeen verlof heeft tot doel veroordeelde gedetineerden in het laatste jaar van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf in de gelegenheid te stellen zich weer langzaam op hun terugkeer in de maatschappij voor te bereiden. Anders dan het incidenteel verlof en de strafonderbreking – die zich richten op een tijdelijke en noodzakelijk afwezigheid buiten de inrichting in verband met gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer – is bij een verzoek om algemeen verlof een dergelijke noodzaak niet vereist. Het algemeen verlof is immers een periodiek terugkerende verlofvorm die in het kader van resocialisatie kan worden ingezet. Blijkens het reclasseringsadvies van 14 januari 2019 wordt het recidiverisico als hoog ingeschat en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld of hoog beoordeeld. Dat houdt verband met klagers uitgebreide justitiële documentatie, in combinatie met zijn responsiviteit, levensomstandigheden en -vaardigheden. Daarnaast heeft hij te kennen gegeven geen heil te zien in het ondergaan van behandeling en het opleggen van bijzondere voorwaarden. Sinds korte tijd is hierin echter verandering gekomen. Klager vertoont positief gedrag in de inrichting en verblijft in het plusprogramma, maar heeft tot op heden geen behandeling ondergaan. Vanuit de inrichting wordt daarom nu bekeken welke behandelmogelijkheden, zoals een poliklinische behandeling, de leefstijltraining of cognitieve vaardigheidstraining, voor hem geschikt zijn. Hoewel klager sinds kort in het kader van zijn re-integratie behandelinterventies wil ondergaan, vormen de op dit moment aanwezige risico’s een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigen een afwijzing van zijn verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 26 september 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven