Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3398/TA, 29 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3398/TA

betreft: [klager]                                   datum: 29 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 april 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugal, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. D.A.W. Dekker, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist, en […], hoofd behandeling. Als toehoorder was aanwezig […], senior secretaris bij de Raad. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a.         het visiteren van klager op 3 februari 2019 (K-2019-54) en
b.         het doorzoeken van klagers kamer op 3 februari 2019 (K-2019-55).

De beklagrechter heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagrechter is inhoudelijk niet ingegaan op het beklag als vermeld onder b.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij klager is sprake van het vermoeden van een mobiele telefoon in zijn kamer. Klager is aan het douchen. Opeens staan mannen en een vrouw in zijn kamer. Klager krijgt vervolgens niet de gelegenheid om zich te fatsoeneren. Dat is een inbreuk op klagers recht op privacy. Daarnaast staan niet alleen mannen in zijn kamer, maar is ook een vrouw aanwezig. Het is niet de eerste keer dat er wordt gesteld dat zich een telefoon op klagers kamer zou bevinden, die, achteraf bezien, niet aanwezig blijkt te zijn. Klager heeft meegewerkt aan de uitgevoerde visitatie en het onderzoek in zijn kamer. Klager heeft geen bezwaar tegen het doorzoeken van zijn kamer, nu hij niets te verbergen heeft en derhalve ook niets hoeft te vrezen. Het zijn juist personeelsleden die drugs en mobiele telefoons in de instelling inbrengen. Klager heeft daarover brieven gestuurd naar het ministerie en de Tweede Kamer omdat het zijn plicht is dit naar buiten te brengen, maar de instelling negeert dit. Het nieuwe bestuur is corrupt en er is sprake van een inhumaan leefklimaat. De beklagcommissie heeft blijkens de zeer summiere uitspraak niet goed naar zijn klachten gekeken. Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Dat klager zou zijn gevisiteerd in het bijzijn van een vrouw wordt thans voor het eerst aangevoerd en hierop kan ter zitting niet worden gereageerd. In een door klager ander ingediend klaagschrift heeft klager aangegeven dat hij een telefoon zou hebben gekocht van een medewerker van de instelling voor een bedrag van € 200,=. Daarop zijn de verdenking van het bezit van een mobiele telefoon en de zoekacties gebaseerd. Daarbij wordt niet alleen de kamer gecontroleerd, maar ook gecontroleerd aan het lichaam op aanwezigheid van contrabande. Dit gebeurt niet alleen in klagers geval, maar ook bij andere patiënten als ten aanzien van hen vermoedens bestaan. Er is niet meteen actie ondernomen op het door klager gestelde in het klaagschrift om de pakkans te vergroten. Er dient op een onverwacht moment te worden binnengevallen en het is vervelend voor klager dat hij net op dat moment onder de douche stond. Vervolgens kan klager niet in de gelegenheid worden gesteld om zichzelf eerst te fatsoeneren, omdat hij daardoor in de gelegenheid zou worden gesteld om de contrabande te vernietigen of te verstoppen. De instelling heeft vertrouwen in de werkwijze van de mobifinder. De mobifinder gaf een signaal af dat duidt op de aanwezigheid van een mobiele telefoon. Dat vervolgens geen mobiele telefoon is aangetroffen bij klager dan wel op zijn kamer betekent niet per definitie dat de mobifinder ten onrechte positief heeft uitgeslagen. Klager heeft al eerder medewerkers van de instelling beschuldigd van het verkopen van telefoons en USB-sticks. Klager heeft in het verleden opnames gemaakt van een gesprek met een behandelaar, welke opnames hij vervolgens op een USB-stick heeft gezet en heeft verspreid.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de beklagrechter geen beslissing heeft genomen op het beklag dat ziet op het doorzoeken van klagers kamer op 3 februari 2019. De beroepscommissie zal wegens proceseconomische redenen als eerste en enige instantie uitspraak doen.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde bij binnenkomst in of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van - voor zover hier van belang - de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam en kleding te onderzoeken. Op grond van artikel 29, eerste lid, in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde op de aanwezigheid van voorwerpen, die niet in het bezit mogen zijn, te onderzoeken:

a. indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de persoonlijke verblijfsruimten van verpleegden;

b. indien dit anderszins noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen dan wel de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Uit de stukken en het behandelde ter zitting volgt dat klager in een door hem ander ingediend klaagschrift heeft aangeven dat hij een telefoon zou hebben gekocht van een medewerker van de instelling voor een bedrag van € 200,=. Naar aanleiding daarvan is gezocht naar de aanwezigheid van een mobiele telefoon. Vervolgens gaf de mobifinder aan dat sprake was van de aanwezigheid van een mobiele telefoon. Klager is hierop gevisiteerd en klagers kamer is doorzocht. Hierbij is geen mobiele telefoon gevonden. De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting, gezien het signaal van de mobifinder en het door klager gestelde in een ander klaagschrift, in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat klager gevisiteerd en zijn kamer doorzocht diende te worden, in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Dat aan klager, die onder de douche stond op het moment dat zijn kamer werd binnengetreden, geen moment meer voor zichzelf werd gegund, acht de beroepscommissie niet onredelijk, nu klager, indien hij hiertoe in de gelegenheid zou worden gesteld, op dat moment contrabande zou kunnen verstoppen of vernietigen. Het beroep ten aanzien van onderdeel a. zal dan ook ongegrond worden verklaard. Verder zal het beklag onder b. in beroep ongegrond worden verklaard. De ter zitting namens klager naar voren gebrachte stelling dat een vrouw aanwezig zou zijn geweest tijdens de visitatie en het doorzoeken van de kamer acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. De stelling is niet nader onderbouwd en voorts is niet aannemelijk te achten dat klager, indien daarvan sprake zou zijn geweest, dit niet in een eerder stadium in de onderhavige procedure naar voren zou hebben gebracht.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden. De beroepscommissie verklaart het beklag ten aanzien van onderdeel b. ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 29 augustus 2019.                   

 

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

Naar boven