Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2245/GA, 25 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2245/GA

betreft: [klager]                                   datum: 25 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.B. Kleerekooper, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 september 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.B. Kleerekooper om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft

a. bejegening door het personeel en onthouden van toegang tot de medische dienst (Ta 2018-000303)

b. een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen met cameratoezicht, ingaande op 18 mei 2018, wegens klagers agressieve gedrag (Ta 2018-000304). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van a. en heeft het beklag ten aanzien van b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten.

a. Klager stelt dat de onredelijke bejegening en het onthouden van volledige toegang tot medische bijstand zodanig systematisch was dat dit jegens hem gevoerd beleid was. Klager gaat er vanuit dat dit van de directie afkomstig was. Daarom meent klager dat hij ten onrechte als lastige gedetineerde werd beschouwd en om die reden afwijkend werd bejegend. Medische problemen en het feit dat klager niet op de hoogte was van het tegen hem gewezen strafrechtelijk vonnis, leidden tot onvrede. Voorts stelt klager dat het gaat om de vraag of door de directie goed is geregeld dat er onbeperkte toegang tot de medische dienst is. Volgens klager heeft de directie noch de beklagrechter hier onderzoek naar gedaan.

b. Klager stelt dat de beklagrechter zonder verder onderzoek te verrichten ten onrechte negatief heeft beslist, omdat de door de directie overgelegde achterliggende stukken hiaten vertonen en er twijfel bestaat over de juistheid van het door de directie ingenomen standpunt. Zo is geen verslag aanwezig van de gebeurtenissen bij de val van de stoel en de daaropvolgende overbrenging naar de afzonderingscel. Hierdoor is het volgens klager niet mogelijk om vast te stellen of de eigen waarneming op grond waarvan de ordemaatregel is opgelegd, juist is. Bovendien stelt klager dat de opgelegde ordemaatregel excessief was in duur en modaliteit. Eenzame opsluiting is een aan marteling grenzende behandeling die slechts in uitzonderingsgevallen dient te worden toegepast. Voorts stelt klager dat hij niet vanuit de afzonderingscel heeft kunnen bellen met zijn raadsman. Hij heeft pas contact gehad met zijn raadsman nadat hij was overgebracht naar de vreemdelingenpolitie. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. De directeur geeft aan dat klager klaagt over bejegening en dat in dergelijke klachten klagers niet-ontvankelijk worden verklaard, bijvoorbeeld in RSJ 3 juli 2012, 12/820/GA.

b. De directeur geeft aan dat klager niet heeft toegelicht welke hiaten de stukken vertonen en waarom er reden is om te twijfelen aan de juistheid van het door de directeur ingenomen standpunt. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft op eigen waarneming een ordemaatregel opgelegd. De directeur acht klagers stelling dat hetgeen de plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft gezien onjuist zou zijn, een grove beschuldiging. Dit zou betekenen dat deze valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd. Voorts is klager in de gelegenheid gesteld om zijn kant van het verhaal te doen, maar hij was niet voor rede vatbaar, ook niet toen de medische dienst met hem in gesprek wilde gaan. Bovendien is de ordemaatregel opgelegd voor de eigen veiligheid van klager. Deze grond is voldoende om een ordemaatregel met cameratoezicht op te leggen. Wat betreft het contact met de raadsman geeft de directeur aan dat zodra klagers gedrag dat toeliet, hij in de gelegenheid is gesteld te bellen met zijn raadsman. Klager is inderdaad op 22 mei 2018 op transport geweest. Wellicht heeft klager gedurende zijn plaatsing in de afzonderingscel met een andere raadsman gebeld.          

3.         De beoordeling

Klager verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

a. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger. Artikel 42, derde lid, onder a en b, van de Pbw bepaalt dat de directeur zorgdraagt dat de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur en op andere tijdstippen beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van de gedetineerde noodzakelijk is. Daaruit vloeit voort dat de directeur een gedetineerde adequate toegang tot de medische dienst moet bieden. Het voorgaande betekent dat beklag over die toegang mogelijk is op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van het beklag onder a. voor zover dit ziet op het niet bieden van toegang tot de medische dienst vernietigen en zal klager in zoverre alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Ten aanzien van de inhoud van dit onderdeel van het beroep oordeelt de beroepscommissie als volgt. Het is op grond van hetgeen door klager is aangevoerd en na kennisneming van het dossier niet aannemelijk geworden dat klager ondanks een noodzaak daartoe de toegang tot de medische dienst is ontzegd. Voorts is niet vast komen te staan dat klager (een) sprekersbriefje(s) heeft ingevuld om in contact te komen met de verpleegkundige van de medische dienst, zoals omschreven in artikel 4.2. van de huisregels van de p.i. Ter Apel.
Gelet hierop heeft klager onvoldoende onderbouwd gesteld dat de directeur niet heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht zoals bedoeld in artikel 42 van de Pbw. De beroepscommissie zal het beklag in zoverre ongegrond verklaren. Hetgeen voor het overige ten aanzien van a. in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard

b.  Hetgeen in beroep ten aanzien van b. is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. In aanvulling hierop overweegt de beroepscommissie dat op grond van artikel 24a van de Pbw de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, kan bepalen dat de gedetineerde een ordemaatregel wordt opgelegd inhoudende beslissing tot plaatsing in een afzondering cel en dat de gedetineerde, die op grond van die beslissing in een afzondering cel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Alvorens hij hiertoe beslist, wint de directeur het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in. In de ordemaatregel van 15 mei 2018 is het volgende vermeld: “Daar u verbaal zo luidruchtig was, was u niet voor rede vatbaar. Ook niet toen de medische dienst met u in gesprek wilde. Gezien bovenstaande maak ik mij ernstig zorgen over uw gemoedstoestand. Ik laat mij verder adviseren door de gedragsdeskundige.”
Gelet hierop en de overige weergave van de redenen die tot de ordemaatregel hebben geleid heeft de directeur in redelijkheid en billijkheid kunnen beslissen tot het opleggen van het cameratoezicht. Voorts acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat de directeur voorafgaand aan (dan wel zo spoedig mogelijk na) het opleggen van het cameratoezicht advies heeft ingewonnen bij de gedragsdeskundige dan wel de inrichtingsarts. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met verbetering van de gronden. De beklagrechter heeft niet geoordeeld over het klachtonderdeel dat ziet op het contact opnemen met klagers raadsman. De beroepscommissie zal dit onderdeel van het beklag om proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen. Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt een gedetineerde in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties – waaronder de rechtsbijstandverlener van de gedetineerde – telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Aannemelijk is geworden dat klager in de gelegenheid is gesteld om in de afzondering cel met zijn raadsman te telefoneren zodra zijn gemoedstoestand dit toeliet. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van a. voor zover dit ziet op onthouden van de toegang tot de medische dienst, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond. Zij verklaart het beroep ten aanzien van a. voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart het beroep ten aanzien van b. – voor zover dit ziet op de oplegging van de ordemaatregel plaatsing in een afzondering cel voor de duur van zeven dagen met cameratoezicht – ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden. Zij verklaart het beklag ten aanzien van b. – voor zover dit ziet op tegengaan van contact met de raadsman – ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 25 juli 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

 

 

Naar boven