nummer: R-18/1281/GA
betreft: [klager] datum: 20 augustus 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. de Reus om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing tot terugplaatsing naar het basisprogramma voor een periode van twee weken (MB-2018-000167). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 20 juni 2018 is klager teruggeplaatst naar het basisprogramma. Op 26 juni 2018 is namens klager een pro forma klaagschrift ingediend. Op 6 juli 2018 is het pro forma klaagschrift aangevuld en is de bestreden beslissing overgelegd. Op 16 juli 2018 is het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard. Een dergelijke handelswijze acht klager in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde en praktisch onwerkbaar. Door geen termijn te gunnen waarbinnen het klaagschrift nader kan worden gemotiveerd, heeft de beklagrechter naar het oordeel van klager gehandeld in strijd met de wet. De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 61, derde lid, van de Pbw dient het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag te vermelden. Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een klaagschrift binnen de hiervoor bedoelde beklagtermijn, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, kunnen worden ingediend. De na deze termijn ingediende gronden zijn tardief. Dit geldt met name indien klager, zoals in onderhavige geval, wordt bijgestaan door een advocaat en deze namens klager het klaagschrift indient. De beroepscommissie is bekend met de door (veel) beklagcommissies gehanteerde praktijk dat verzoeken tot het verlenen van een nadere termijn voor het indienen of aanvullen van de gronden veelal worden gehonoreerd. Beklagcommissies zijn daartoe echter niet op grond van enige wettelijke bepaling gehouden. Als niet gemotiveerd wordt verzocht om een termijn om het klaagschrift aan te vullen, hoeft hierop door de beklagcommissie niet te worden gereageerd. Dat is anders als in het klaagschrift bijzondere redenen worden aangegeven die een afwijking van de zeven dagen termijn voor het indienen van een met redenen omkleed klaagschrift rechtvaardigen. In dat geval dient de beklagcommissie een termijn te geven om het klaagschrift aan te vullen. De beroepscommissie stelt vast dat in het namens klager ingediende klaagschrift is vermeld dat het beklag zich richt tegen de degradatiebeslissing van 20 juni 2018. Voorts is aangegeven dat bij aanvullend klaagschrift een afschrift van de beslissing zal worden overgelegd en dat het klaagschrift zal worden gemotiveerd. Nu in het klaagschrift niet is vermeld op grond waarvan klager meent dat hij ten onrechte is teruggeplaatst naar het basisprogramma, voldoet het klaagschrift niet aan de vereisten van artikel 61, derde lid, van de Pbw. Gelet op de geldende beklagtermijn had klager tot en met 27 juni 2018 de gelegenheid de gronden van het beklag alsnog in te dienen. Namens klager zijn geen gronden aangevoerd voor de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding (de gronden volgden op 6 juli 2018). Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. T.B. Trotman en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 20 augustus 2019.
secretaris voorzitter