Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2557/GV, 19 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2557/GV

betreft: [klager] datum: 19 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.de Bruin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Artikel 4, sub l van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is door deselectiefunctionaris onjuist uitgelegd. Aangezien aan klager nog geen beslissing tot ongewenst verklaring is uitgereikt is de weigeringsgrond ten onrechte toegepast. In de reactie van de selectiefunctionaris d.d. 25 november 2003wordt er nog steeds ten onrechte van uitgegaan dat klager onrechtmatig in Nederland zou verblijven en ongewenst zou zijn verklaard. Uit bijgevoegde e-mail van de vreemdelingenpolitie aan de raadsman blijkt dat een voorstel om klagertot ongewenst vreemdeling te verklaren weliswaar op 19 november 2003 is verstuurd naar de IND te Den Bosch, maar dat zolang op de aanvraag tot verlenging van klagers verblijfsvergunning bij zijn echtgenote niet is beslist, klagerrechtmatig in Nederland verblijft.
Zowel klagers echtgenote als klagers kind hebben de Nederlandse nationaliteit.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verlofaanvraag is afgewezen, omdat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Omdat klager tot ongewenst vreemdeling is verklaard - de beroepscommissie leest hiervoor in plaats: omdat de procedure om klagertot ongewenst vreemdeling te verklaren lopende is - is er een vruchtbare bodem om zich te onttrekken aan de huidige detentie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Grave heeft, gelet op het advies van de politie, en het feit dat de procedure om klager tot ongewenst vreemdeling te verklaren, is gestart, negatief geadviseerd ten aanzien van deverlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Bosch heeft aangegeven geen indicaties te hebben aangetroffen die aanleiding geven van het penitentiaire beleid af te wijken.
De politie Limburg-Noord heeft aangegeven dat, gelet op het gepleegde feit in relatie met mededaders en uitwijkmogelijkheden naar het buitenland, de kans aanwezig is dat klager niet terugkeert van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens opzettelijk iemand van de vrijheid beroven of beroofd houden, gekwalificeerde diefstal, afpersing en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens enmunitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 maart 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

In artikel 4 onder l van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) is onder meer bepaald dat het verlof wordt geweigerd in geval van een gedetineerde ten aanzien van wie eenprocedure tot ongewenstverklaring loopt. De namens klager bestreden beslissing dateert van 4 november 2003 en daarin wordt abusievelijk ervan uitgegaan dat klager op dat moment al tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Uit eendoor de raadsman overgelegde emailbericht van de vreemdelingendienst Limburg-Noord d.d. 24 november 2003 blijkt echter dat dit niet juist is en dat de procedure op 19 november 2003 is gestart. Gelet op het feit dat inmiddels deprocedure tot ongewenst vreemdeling verklaren lopende is, terwijl niet blijkt dat hieraan schorsende werking is verleend, en derhalve thans wel wordt voldaan aan het in artikel 4 onder l van de Regeling gestelde, leidt dit niet totgegrondverklaring van klagers beroep. De beslissing van de Minister is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder l van deRegeling evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven